Zonder te knipperen naar 2017

Ik speel het spelletje ‘wie het eerst met zijn ogen knippert is af’ met een meisje dat deze week vier wordt. Ik zet mijn bril af en staar zonder een spier te verrekken in haar olijfbruine kijkers. Om de eindeloze seconden te doden die zullen vergaan voordat deze tweestrijd is besloten, denk ik aan het rampzalige jaar dat achter ons ligt.

Ik hef hier geen klaagzang aan over alle grootheden die ons zijn ontvallen, van Johan Cruijff tot Leonard Cohen en David Bowie en Zsa Zsa Gabor en George Michael en Carry Fischer en Prince en Harper Lee en Umberto Eco en Muhammad Ali en Elie Wiesel en Toots Thielemans en Edward Albee en Shimon Peres en Fidel Castro en John Glenn, die er samen voor hebben gezorgd dat de dode-beroemdheden-pagina het afgelopen jaar de meest bewerkte pagina op Wikipedia was (de pagina van Trump stond op twee).

er is geen enkele hoop – des te meer reden hebben we om proberen uit te blinken in alles wat we doen

Ik denk aan de burgeroorlog in Syrië en de meest groteske misdaden tegen de menselijkheid die sinds 1994 voor het oog van de wereldgemeenschap zijn begaan. Aan de terreur die nu precies doet wat (Amerikaanse) handboeken voor ‘asymmetrische oorlogvoering‘ adviseren: de meest vitale en fragiele infrastructuur tot doelwit – en verdomme ook tot moordwapen – verklaren. Ik bedoel natuurlijk de aanslagen met gekaapte vrachtwagens in Nice en Berlijn. In een samenleving waarin we constant op onze hoede moeten zijn voor dit soort aanslagen, zullen er veel meer vanzelfsprekende vrijheden op de schop gaan, en dit zal op zijn beurt de onvrede en verdeeldheid aanzwengelen. Voor we het weten bevinden ‘we’ ons, links- of rechtsdraaiend, in een negatieve spiraal richting de onvermijdelijke afvoerput van onze beschaving;-

Ik denk ook aan de rampzalige temperatuuranomalieën die in november zijn waargenomen op de Noordpool, aan de vaderlandse warmterecords in oktober die door het publiek, ongehinderd door kennis van statistiek en besef van exponentiële accumulatie, nonchalant werden bejubeld en vervolgens weggewuifd. Ik schreef hierover in mijn Engelstalige nieuwjaarsbabbel en volg in grote lijnen klimaatwetenschapper Guy McPherson: er is geen enkele hoop, maar des te meer reden hebben we om proberen uit te blinken in alles wat we doen. Zijn boodschap vindt gretig aftrek onder mensen die hun reeds bestaande onvrede willen rationaliseren, maar wordt schrijnend genegeerd door de massa. Het is nog steeds niet bon ton om door te blijven drammen over het naderende onheil. ‘Men’ (in de zin van Heidegger) is vooral bezig met de voortdurende rehabilitatie van de eigen rechtvaardigheidsidee.

Vluchtelingen zijn de surrogaatbrandstof waarop deze ideologiemachine nu draait.

Men zal in een door klimaatcatastrofen geteisterde wereld steeds meer veronzekerd zijn over het recht op de ‘European way of life’ en dit steeds luider moeten overschreeuwen. Vluchtelingen zijn de surrogaatbrandstof waarop deze ideologiemachine nu draait. Wat ik bedoel is dit: groepen met wie het goed gaat in een geglobaliseerde, transparante wereld, gaan op zoek naar vaste eigenschappen die hen van de stakkers onderscheiden. Rassentheorieën falen: niemand zal in een discours kunnen volhouden dat het witte ras een impliciete aanspraak op dominantie heeft (het punt van Sunny Bergman is nu juist dat er in plaats van zo’n discours racistische gewoontes heersen). ‘Wij hebben gewoon geluk gehad dat we in Nederland zijn geboren’ houdt natuurlijk evenmin stand. Wat de rechtvaardiging moet uitmaken tegenover de drommen vluchtelingen die ook in 2017 op ‘ons’ af zullen komen, zal een mengelmoes zijn van ‘wij waren hier eerst’, ‘zij zijn hier illegaal’ en ‘hun cultuur past niet bij die van ons’. Hoe meer vluchtelingen er komen, hoe meer deze zelfrechtvaardiging onder druk komt te staan en hoe meer agressie er wordt opgewekt, die door steeds ongezelligere populisten zal worden gekanaliseerd.

Mij bekruipt, terwijl ik dit opschrijf, het onaangenaam gevoel, dat het als gezever wordt afgedaan, en ik dwing mezelf open te staan voor de mogelijkheid, dat het ook gezever is. Dat ik het product ben van een door en door verwijfde, ver-UvA-de, samenleving die Macchiavelli alleen kan lezen met ironische distantie en de ondraaglijke intuïtie dat zulks niet voor ons geldt.

Ignoramus et ignorabimus. Wat ik wel weet is dat de boze discoursen zich ook in 2017 zullen reproduceren en iedereen die zichzelf niet langer kan wijsmaken, een expert te zijn, volledig murw zal worden geluld. In mijn eigen door de jaren bij elkaar gesprokkelde wijsheid kan ik alleen oproepen tot meer zelfreflectie en betere existentialistische humor.

* * *

Zo willen de seconden wel voorbij schieten. Ik zit nog steeds tegenover mijn dochtertje en zie mijn overwinning binnen handbereik. Dan steekt ze, zonder zelf te knipperen, haar handje naar me uit en drukte mijn oogleden op elkaar.
“Gewonnen, papa!”

Geef een reactie