Als de toon gedempt is, staakt men het debat

Iedereen doet een beroep op het publiek belang vanuit een diepgevoeld gemis aan een gedeeld publiek belang – dat is de paradox. – Bas Heijne

Het eindejaarsessay van Bas Heijne leest als een welgemeende cri de cœur, die, wanneer hij met iets meer barok en venijn zou zijn geformuleerd, ook van zijn vriend wijlen Gerrit Komrij afkomstig had kunnen zijn.

B. Heijne (bron: Wikipedia)

Ik begrijp de frustratie van de terechte P.C. Hooftprijs-winnaar maar al te goed. Het voorbeeld dat hij aanvoert over de kerstfeest-rel, illustreert de afwezigheid van een zinvol debat. Premier Rutte dweepte andermaal (zijn ‘pleur op’ ligt nog vers in het geheugen) met het populisme, waar hij het natuurlijk toch nooit van kan winnen. De kiezers hebben heel goed door dat Geert Wilders de real thing is, zoals Heijne het noemt.

Het is lastig om de kritische bedenking te formuleren, die mij bij de lectuur bekroop. De auteur plaatst zichzelf met de analyse van het debat, per definitie boven het debat zelf. In de taal van de straat: hij doet alsof hij beter is. Iedere nog zo terechte observatie die de essayist doet over de belabberde toestand van het publieke debat in Nederland, zal worden uitgelegd als elitair. De academische distantie is niet meer dan een strategie om je gelijk te halen in het debat. Kun je zelf niet luid genoeg schreeuwen? Dan probeer je het debat te diskwalificeren door te vluchten in meta-analyses, in de hoop dat je intellectuele vriendjes je daverend zullen bijvallen (waardoor het toch weer wordt gereduceerd tot toon).

Ik ben een medestander van Heijne, geen opponent. Hij heeft vast al lang bedacht wat ik zojuist heb proberen te formuleren. Hier staat hij, Nederland’s bekendste essayist, aan het begin van het Lutherjaar 2017, en hij kan niet anders. Ik leef met hem mee.

Zou hij het anders hebben kunnen zeggen? Zou hij zijn polariserende analyse (“universalisme tegenover nationalisme, gelijkheidsdenken tegenover groepsdenken, het streven naar gezamenlijkheid tegenover identitaire (sic) eigenheid.”) achterwege kunnen laten, omdat het de boel alleen maar compliceert? Zijn zulke grove tegenstellingen niet juist mede de veroorzakers van de publieke onvrede, die zich verongelijkt weert. Óns nationalisme representeert universele waarden; ónze culturele eigenheid is juist de voorwaarde voor betekenisvolle gezamenlijkheid, etc.)?

Ik denk dat we zeer op onze hoede moeten zijn met analyses die betweterig kunnen klinken en bij het grote, door onbehagen geplaagde publiek, in het verkeerde keelgat kunnen schieten. Aan de andere kant durf ik (mijn woorden hebben tenslotte geen publieke echokamer) ook te zeggen dat er heel veel domme mensen aan het debat deelnemen. Onze social media-cultuur heeft meepraten over complexe vraagstukken heel laagdrempelig gemaakt. Ja, Heijne vraagt zich terecht af “hoe kan je een volwaardige discussie voeren, als je het gevoel hebt dat je niet als volwaardig wordt gezien?” maar de elephant in the room is dat er ook behoorlijk onvolwaardige mensen in het debat meeschreeuwen en hun toon jammer genoeg nogal dominant begint te worden.

“Pas als de toon verandert, wordt debat weer mogelijk.” schrijft Heijne. Maar betekent dit dat we tot Sint Juttemis schitterende essays blijven schrijven over de zieltogende toestand van het vaderlandse debat? Of moeten we een keer goed slikken en al onze slimmigheid aanwenden en de boodschap van de Verlichting zo goed en zo kwaad als dat gaat vertalen in de taal van het volk?

Bas, als u (een P.C. Hooftprijswinnaar tutoyeer je niet) dit leest, bedankt. Op een kritisch, geëngageerd, en door de rede gezegend 2017.

Geef een reactie