De toneelspeler

Hij komt op, en stapt met lange benen
als een onbetwistbaar heerser op het toneel
het publiek reikt hem net tot aan de schenen
en hun applaus wordt hem geen moment teveel

Zijn machtige stem davert, en later
zal hij, neerslachtig onder dat juk
van de hele wereld buiten het theater
een blijspel maken, waar mensen huilen van geluk

Hij wankelt door het leven als een dolle
hond, verslaafd aan drank, woest en uitzinnig
viert hij zich in duizend drieste rollen

We zien zijn Hamlet, met wie hij innig
lijkt vergroeid, want gaat hij niet ten volle
op in wie hij speelt, wordt hij waanzinnig

Geef een reactie