Aardigheid

pralineJe hebt een doosje Belgische pralinés gekocht om een vriendin te bedanken die je uit de brand heeft geholpen. Na een copieus gezamenlijk diner haal je licht blozend het keurige pakje uit de plooien van je winterjas te voorschijn. Je overreikt het met zo min mogelijk theater en praat er druk overheen, hoe de vakantie was enzo. Je vriendin kijkt je lang en dankbaar aan.
„Wat een verrassing! Dat had je niet hoeven doen.“
„Ach“, stamel je, „het is maar een aardigheidje.“
Maar een aardigheidje! Je verschuilt je achter een gebruik. Voor de aardigheid, je had het eigenlijk ook achterwege kunnen laten. Vrijblijvend is ze, de aardigheid.

„Nett“ zegt de Duitser; „alleraardigst“ gaat over Nederlandse lippen wanneer ze iets vreselijk saais van woorden moeten voorzien en een botte opmerking ongewenst is. Schilderijen van goede vrienden die hun penseel hanteren als een oude wc-borstel zijn wel aardig. Het smakeloze interieur van een belangrijke collega boven je in de hiërarchie is wel aardig. De gedichten van een hevig puberende jongen die zichzelf wat zou aandoen als hij niet in z’n genialiteit wordt bevestigd zijn heel aardig. En mensen die we kennen maar niet tot onze echte vrienden rekenen zijn wel aardig. Aardig is de muziek van de hitparade, de smaak van de massa, aardig zijn de vakantiefoto’s van je schoonouders op de Malediven. Reuze aardig zijn alle volwassenen tegen je als je net je zwemdiploma hebt gehaald. Je ziet hun aardige gezichten en glimlacht veeg naar ze, terwijl je trappelt op je beentjes omdat je moet plassen.

Het is niet moeilijk, paranoïa tegen de aardigheid te ontwikkelen. Alles en iedereen dat we van die afgrijselijke titel voorzien, kan definitief worden afgeschreven. Iedere vreselijk aardige man is een kinderlokker; de aardige interpretatie van een Beethovensonate is een verkrachting van het genie uit Bonn; aardige resultaten op de beurs laten je hand voor de komende dertig jaar op de knip houden. Aardig is nooit goed genoeg, en daarom is het kwaadaardig. Het werkt verstoppend, remmend. De aardigheid heeft de neiging, met een week handje alles weg te vegen wat naar perfectie streeft. Alle aardigheid is obstipatie, verkeerde zuinigheid. We hebben genoeg aardige buren, kranten, boeken, producten. Een aardig leventje? Nee, groots en meeslepend moet het zijn. We willen wel aardig lijken, maar niet zomaar. Het moet een maskertje zijn dat we opzetten om ons verstaanbaar te maken bij het voetvolk. Ondertussen leven we een onvoorwaardelijk leven. Alles stellen we in dienst van een hoog doel, en wanneer er dan iemand komt die uitgerekend dat doel „wel aardig“ durft te noemen, dan snijden we het liefst zijn tong eruit en roosteren die ritueel boven een open vuur. Ja, geweld moeten we gebruiken, want we weten dat hij gelijk heeft. De hoogste toppen van ons ideaal zijn slechts aardigheden. We willen het niet weten, we klemmen onze oren dicht en tetteren ertussendoor. Het aardige is vergelijkbaar met andere aardige dingen, het is een egalitair legioen van aardigheid, zonder pretenties, zonder zorgen, zonder het uitzonderlijke. De aardigheid is de dood van de Übermensch, dat wil zeggen, van de gedachte „Übermensch“.

Ach, Nietzsche is ook wel aardig. Het verhaal gaat, dat hij in Sils-Maria iedere ochtend een glas melk bestelde voor bij het denken, en de dorpsbewoners nieuwsgierig kwamen kijken naar die echte filosoof, die vanwege zijn kwakkelende gezondheid in het Zwitserse Oberengadin zijn zomers doorbracht. Ook hij: wel aardig. Juist hij. En zijn bovenmenselijke inspanningen, de geslepen snedigheid van zijn aforistische Marmortafeln? Zijn Zarathustra, zijn diepste gedachten ontstaan tijdens lange wandelingen aan de Mediterranée? Allemaal wel aardig? En Cioran, Schopenhauer, Dostojewski? Allemaal brave creaties, zoals ook wij brave creaturen zijn, die mankwillig meewaggelen in het legioen der aardigheden? Geen woord, geen zin, geen inzicht is te diep om als aardig woord van de dag de scheurkalender op de wc te sieren, tussen andere aardigheden. En wij zitten op die wc. Want dat is de paranoïa: we hopen op een apotheose, een verlossend inzicht dat de navelstreng met de moederkoek der aardigheid eindelijk doorhakt, maar we kunnen er alleen naar grijpen met onze aardige, aardse, tien vingers.

2 commentaren op “Aardigheid

Geef een reactie