Sauseschritt van Martijn Benders

De dichter heeft me virtueel inkijk gegeven in zijn vijfde Nederlandstalige dichtbundel. Ik zit in een café in Lissabon* met de PDF op het scherm van mijn laptop. Ze schenken hier goede koffie zonder Turkse** drab die ook nog eens geen reet kost.

Ik concludeer dat de bundel aan mijn twee belangrijkste eisen voldoet. Ten eerste lijkt het allemaal gemakkelijk. De woorden zijn trefzeker en ze staan waar ze horen te staan. Ten tweede inspireert Sauseschritt zijn lezers. Je gaat er poëtisch van denken.

Sauseschritt – je spreekt het traag en bedachtzaam uit maar het betekent juist bliksemsnel. Hoe moeten we deze bundel lezen? Hij is dikker dan we gewend zijn en dan zit er ook nog eens een boek-in-een-boek in dat zo klein is gedrukt dat je er een vergrootglas voor nodig hebt.

Kaft tot kaft dan maar? Kun je doen, om te beginnen. Maar ik zou je willen aanraden om het eerst eens gewoon op een willekeurige bladzijde open te slaan en daar te gaan lezen tot je op een wtf-daar-moet-ik-een-aantekening-van-maken-zin stuit. Benders bij zijn eponieme podoloog:

en dat is logisch. Jij meet de hele dag voeten, ik meet
hoe ik mensen kan uitleveren aan woorden.

Voilà. Of Benders nails de nexus sex-literatuur:

de koude rilling
die over je rug kruipt als je een grens nadert, het is net
of er iemand door je heen bladert

De bundel is overigens geschreven in een aangenaam lettertype en gedecoreerd met een elegant hertengewei en het gestileerde pictogram van een uil. Ik recenseer hier alleen de digitale versie, dus over de geur zelf van het boek kan ik geen verslag uitbrengen.

Ijzersterke beeldspraak

Benders is op zijn effectiefst wanneer hij menselijk gedrag beschrijft. Ieder woord telt in een fragment als dit, waar je de kattenvrouwtjes zo van de bladzijde ziet lopen:

pannenkoekend
onder een loodzware maan broekig
doen. Harige truien. Flensjestieten.

De beeldspraak is niet altijd even sterk (er staan ook wel wat rommelige gedichten in deze Dikke Bundel), maar vaak wel. Wat zou onze taalvaardige diplomaat Frenske Timmermans bijvoorbeeld vinden van deze karakterisering van zijn pienterdere vakgenoten:

Zijn tong
een zijdezacht lintje
dat mijnen veegt.

Of verpleeghuispoëzie, die in deze bundel ook rijkelijk aan bod komt:

Je werd voor het laatst naar binnen gekart vandaag.
Straks komt de zuster met haar zoete croissantjeshoofd
klapperen jullie als één trieste oervogel
door helverlichte gangen, het is allemaal zinloos, zinloos

In de kleingedrukte afdeling “verdieping” polemiseert de auteur kortstondig tegen metaforen. “De verslaving aan metaforen wijst op een behoefte aan het verspillen van taal”. Jawel, en onanie wijst op een behoefte aan het verspillen van zaad. Waar het om gaat, om gaat, is dat we goede muziek voor elkaar blijven maken.

Metapoëzie

Sauseschritt gaat vooral ook over het dichten zelf. Van het “pokdalige meisje dat fakking goed kan dichten” in het begin, tot de gedichtenmiddagen waar je door rimpels kunt bladeren, tot de Martijn Bendersdag en een flauwe grap over de herhaling van de fossiele Remco Campert en een ode aan de dichters die nou eindelijk eens moeten beseffen dat ze “te oud zijn om in alinea’s te schrijven.” Zo neemt Benders de zelfreferentialiteit schitterend droog op de hak:

Er was eens een telefoon die alleen zichzelf belde.
Om die reden stond hij al snel bekend als ‘de zichzelf bellende telefoon’.
Andere telefoons noemden hem soms schertsend ‘de denktelefoon’.
Ze moesten eens weten.
Het ene hijgtelefoontje na het andere.

Uitstekende hertalingen

De hertaling herz van Ferenc Juhász’s gedicht “De jongen die in een hert veranderde schreeuwde door de Geheime Poort” is fris als een paar pronte borsten. Toen ik het las dacht ik “zou dit van Benders zelf zijn? Maar zo’n lang en consequent episch ding schrijft tegenwoordig toch niemand meer van midden veertig?” De hertenlyriek is gewoon wereldliteratuur en de hertaling in het Nederlands is een dienst aan onze taal, die te lijden heeft onder bloedarmoedige peesdichtertjes. Hetzelfde geldt voor de hertaling van een paar gedichten van Otto Orban (niet de verwarren met de neoromantische Hongaarse hekkenbouwer Viktor Orban), en ook de hertaling van Yannis Ritsos, “Het dode huis”, mag er wezen, met regels als deze:

Het huis houdt ons droog. Verkopen is niet gepast – we leefden
ons hele leven hier, het draagt onze doden, die kun je niet verkopen.
Ze naar een ander huis kofferen naar een andere buurt

Taalvernieuwing

Benders is consequenter dan je zou denken. Hij gebruikt het liefst werkwoorden, een bewezen truc om dode gedichten tot leven te brengen. Het kofferen van zo-even, duisterbrilt, littekenen, waarwiekt, sletheksen. Het werkwoordelijk gezegde “te” laat hij, net als de puntjes op poezie, gewoon weg. Ijdel, eigenzinnig? Natuurlijk, maar in dienst van de muziek, die “harmoniele veiligheidsdienst van de universele orde”. Ritme is belangrijk in deze bundel (vergeet niet dat Benders ook electronic music maakt). Lees eens een paar gedichten hardop aan elkaar voor.

Grasduinen in Sauseschritt is leuk:

voor mensen als jullie. En dat is eigenlijk ook zo. Jouw vrouw, mijn kip.
Jouw huis, mijn crib. Mijn tong, haar slip. Ik wip. That’s it

dat ik al eeuwen door een speld sta pissen,
en al mijn liefde de smeekbede was
van een allang verstorven diersoort.

“Voor het stoplicht van mijn plichtsgevoel
trollen de motoren van de liefde.
Ik mis iets in mijn leven. De staat.
Een veilige dood in een afgeluisterd graf.”

Eindelijk wordt er in de literatuur geluld “tegen het decolleté van de dood”. Ja, daar zat ik echt op te wachten (voel je ‘m: hoe we die woorden niet eens meer zonder ironie uit kunnen spreken?). Benders heeft niks aan eigenzinnigheid ingeboet sinds hij bij een uitgeverij “is ondergebracht”. Deze dikke bundel mag er wezen – kom nou mijnheer Benders!


* er “leven” bloedelozen die vinden dat dit niet in een recensie hoort, over jezelf praten. Terwijl het juist het belangrijkste is. Welkom in de beleveniseconomie. Ik beschrijf hier een beleving, geen bundel gedichten. Voor bangelijke likkerijen en literaire beschouwingen kijk je maar op tzum. Poëzie en het gelul erover is geen wetenschap met navolgbare experimenten, noch een pseudowetenschap voor leraartjes Nederlands die in hun vrije tijd zondagsdichten. Het is serious business. Een recensent hoort te schrijven op welke woorden hij denkt dat een fabeldier zou trippen en de lezer mag zien wat hij ermee doet.
** Benders heeft lang in Istanboel gewoond. Zijn bekroonde eerste bundel, Karavansarai, schreef hij daar. Ik hou zelf ook van Turkse koffie, maar het geeft altijd zo’n rommel als het overkookt.

Geef een reactie