Bespreking van LAIS LXII van Veek

Het werk en de productiviteit van Dirk Vekemans alias de Veek is bewonderenswaardig. Ik draag al een poosje met tussenpozen bij aan zijn project “Platform Plee“, maar zijn scheppingsdrang is ongeëvenaard.

Vandaag stond ineens het onderstaande gedicht op mijn beeldscherm, een herschrijving van Veek van een gedicht uit 2011 van Veek.

Het is terecht. Zij heeft de naam gezegd.
De zon verbleekt, de maan is weg, sterren
hebben deemoedig hun licht afgelegd
en goden druipen af naar het verre.
Zal het hen de monden opensperren?
Er schuilt een eenzaamheid in samenzijn,
zij kent daarvan de code, het geheim.
Er komt verlangen, kwijnend, bijna dood:
een stuk verleden wil nog laken zijn.
Het slaapt en liefde trekt de liefde bloot.

Het begin is abstract en trekt je meteen in het gedicht. Wie is hier aan het oordelen? Wie is de “zij” en wat de naam? Het universum schijnt terug te wijken. Ik probeer zelf altijd op te passen met kosmische metaforen, en vind de deemoed van de sterren die hun licht afleggen niet heel sterk. Sterren zijn brandende gasbollen, en zwarte gaten lijken me niet deemoedig maar gretig en gesloten.

De goden die afdruipen naar het verre: prachtig. Het “verre” is Bendersiaans als ik zo vrij mag wezen (het komt ook in de bundel “Nachtefteling” voor).

De volgende zin is raadselachtig. Het zeggen van “de naam” doet de goden de monden opensperren. Gaat het om JHWH, de naam die eigenlijk niet gezegd mag worden, de naam van de enige god, “u zult geen andere goden aanbidden”, die in dit gedicht net als al het andere alleen bestaat omdát hij wordt uitgesproken. En dat brengt de andere goden (de Olympusbewonders?) in de verdediging en spert hun monden open. Het is een interpretatie, misschien vergezocht, maar het is hoe ik hermetische poëzie benader: openbreken.

De eenzaamheid in samenzijn is een bekend thema in de wereldliteratuur, hoeven we verder niet op in te gaan. Het halfrijm met geheim is goed gevonden. Wat is die code? Gedeeld begrip juist van die eenzaamheid-in-het-samenzijn, lijkt me. Het lijkt over een oude vrouw te gaan die nog een kwijnend verlangen koestert. “Laken” is metafoor voor de liefde, de twee geliefden die zich toedekken, afzonderen, en het een-tweetje der liefde opzoeken.

Dat het verleden slaapt snap ik niet goed. Haar actuele liefde “trekt de liefde bloot”, dus de oude slapende (en aldus geconserveerde) herinnering.

Het is een gedicht dat veel wil zeggen met weinig woorden en daardoor – net als mijn eigen poëzie – in de ogen van sommige critici niet zo sterk “werkt”. Maar ik las het graag. Vekemans is een te weinig bekend rauw poëzietalent.

Een reactie op “Bespreking van LAIS LXII van Veek

  1. Bon, bedankt voor de bespreking en de lovende woorden Kamiel. Nu, LAIS is niet meteen het makkelijkste programma in mijn werk, niet omdat het zo moeilijk leesbaar zou willen zijn, maar gewoon omdat de huidige herschrijving in het lopende ‘Gedicht van de Dag’ programma nog niet erg stabiel is. Jouw bespreking maakt mij duidelijk dat ik dringend nog ‘s een begeleidend tekstje moet schrijven om een en ander duidelijk te maken.
    LAIS loopt eigenlijk al sinds 2010, toen nog onder andere namen (Lylia, Diana) en het is in opzet een remake van de Délie van Maurice Scève uit 1544. Het hanteert ook die zeer strikte vorm: telkens 10 regels van 10 lettergrepen in een vast, speiegelend rijmschema (ababbccdcd). Ik vind dat toch wel belangrijk om te vermelden als je mijn naam wil gaan voorzien van een bijnaam en ook nog ‘s van het epitheton ‘rauw poëzietalent’. Poëzie is voor mij iets voor in bundeltjes, ik schrijf of poog lyriek te schrijven middels zelf ontwikkelde schrijfprogramma’s als een open, anti-commercieel gebeuren in wat er rest van de deelcultuur op internet. Voor mij is dat heel wat anders.
    In de eerste fase van dit project, die ongeveer vijf jaar duurde was het opzet niet veel meer dan ‘modder minstens enkele keren per week wat aan met de vorm en thematiek van Scève en probeer dat boeiend te maken voor een lezer van nu’. De schrijfervaring die ik op die manier op deed leerde mij niet alleen veel over hoe Scève zijn werk moet hebben geschreven (hij deed er ongeveer even lang over, maar was allicht minder vaak bezopen als ik in die voor mij niet zo vrolijke periode) maar plaatste mij ook voor een impasse omdat het niet erg ‘werkte’. In deze tweede ‘run’, nu het werk in het Gedicht van de Dag programma systematisch herschreven wordt, lijkt het al beter te gaan ‘werken’, maar het is nog te vroeg om victorie te kraaien, al slagen de aldus geproduceerde teksten er m.i. toch al in om behoorlijk ‘actueel’ te zijn.

    Oké dus die uitleg had je misschien nodig, los daarvan leest jouw bespreking de tekst wel als een autonome tekst, maar dat is natuurlijk wel ewa moeilijk met ‘LAIS LXII’ als genummerde titel en een pak links eronder die toch verwijzen naar een duidelijke context. In die context, als je die raadpleegt, merk je mss op dat er al een ‘aflevering’ of dertig binnen het programma een duidelijke verwording aan de gang is van het ‘ik’, de LAIS-beminnende Amant die uit de Délie is geimporteerd tot een soort raar en naar neutrum, een ‘het’ dat enerzijds nostalgisch doet over (al dan niet gefantaseerde) eerdere stadia van echte amoureuze beleving en anderzijds de eigen verwording als een oplossing in tekst actief begint na te streven;

    Nu dat zij thema’s die in de eerste ‘rauwe’ versie van LAIS (LYLIA/DIANA) als het ware geëmergeerd zijn, op ‘natuurlijke’ wijze zijn komen bovendrijven en die ik nu dankbaar als algoritme in de herschrijving gebruik (dat algoritme is letterlijk: ‘vervang elke ‘ik’ door ‘het’ en schrijf door tot het terug ‘klopt’”).
    Zie je, zo wordt veel van wat je ‘raadselachtig’ of zelfs ‘hermetisch’ noemt eigenlijk vrij vanzelfsprekend in de tekst, want dan kan je zien dat op het moment wanneer ‘het’ terecht is, het heel de werkelijkheid tot op gelijke status ziet vervallen , de sterren worden aan ‘het’ gelijk en leggen ook hun ‘gasbol’ zijn van zich af en worden net als de Goden voor het autonoom lopende ‘het’, dat ‘zuivere code’ geworden is behandelbare, beheersbare ‘materie’.

    En in de laatste regel, is het niet het verleden dat slaapt, maar ‘het’ zelf, dat vermomd als de liefde zelf het laken van de liefde naar zich toetrekt, en zich zich zodoende in de eigen verwarring toch weer verraadt, bloot woelt als hebzuchtig ikje, want het is uiteraard omdat het zo zielsalleen is dat het hele ‘het-progrogramma’ begonnen was, uit klamme noodzaak, net zoals de mens het Zijn en God moet uitvinden om zijn verlatenheid een zin te kunnen geven…

Geef een reactie