Er bestaat geen ander fenomeen waarmee het adjectief ‘valse’ een nauwere band is aangegaan dan bescheidenheid. De onvervalste bescheidenheid moet daardoor tegen inflatie worden beschermd. En er zijn heel wat mensen voor wie dat belangrijk is, omdat ze graag met hun bescheidenheid pronken. En laten we eerlijk zijn: wat is er aan bescheidenheid wanneer je er niet mee kan pronken, dus op cocktailparties mooi voor de dag komen, bij een gala voor de liefdadigheid met een „ach“ van oor tot oor de vanzelfsprekendheid van de zeventigduizend euro die je hebt gedoneerd benadrukken. Want zo eerlijk moeten we zijn: er is geen bescheidenheid buiten het praten over bescheidenheid. En het praten erover moet het fenomeen in ere houden. Dat is onoverkomelijk, daar zorgt het ‘valse’ wel voor dat het in onze taal met zich meezeult. Bescheiden ben je wanneer je minder neemt dan je eigenlijk toekomt. Maar wat je eigenlijk toekomt bepaal je door je bescheidenheid.
Het moet nu niet te ingewikkeld worden. Of te droog. Is een weesje in donker Afrika bescheiden, wanneer hij zijn handje met zoveel rijst vullen laat als hij maar kan dragen, is dat weesje bescheiden? Of de buikige loempia-tourist die de ober in het vijf sterren restaurant waar hij met zijn tweede keurig gladgetrokken vrouw dineert, om een minder grote bak met rijst vraagt? Is een monnik bescheiden die bedelt om een aalmoes, maar bij het bidden de liefde van de Here naar binnen slurpt alsof het polynesische oesters zijn? Is een professor bescheiden, die op congressen steeds verkondigt dat van alles niet zijn Specialgebiet is? Is een schrijver bescheiden, die in kleine stukjes een aanstootgevend taalgebruik aan de dag legt, en daarbij doet alsof het de gewoonste zaak van de wereld is?
Bescheidenheid vindt plaats in conversaties. En die conversaties draaien erom, dat men elkaar probeert te betrappen op valse bescheidenheid. Dat valse kan overigens betekenen dat de bescheidenheid ten onrechte is, zoals het geval is wanneer wanneer een beroemd pianovirtuoos zegt dat hij maar wat aanklooit. Dat is misplaatst, want wat is het dan dat de minder virtuoze pianisten doen? Door de lat zo hoog te leggen wordt hun klungeligheid misdadig. Ik spreek ook van valse bescheidenheid wanneer iemand zo met zijn bescheidenheid omspringt, dat hij op een ander vlak zijn gulzigheid kan botvieren, zoals de vrome monnik waarvan zojuist sprake was. Zo bezien komt bescheidenheid neer op het hebben van een goede strategie. Door op het juiste moment een klein, nauwelijks opvallend stapje terug te doen, door bronwater bij de wijn te doen, werkt de bescheidenheid overtuigend. De aantijging van valse bescheidenheid maakt zichzelf dan belachelijk. Er is terrein gewonnen. En zo moet de bescheidene zich dan een weg door het mijnenveld van sociale controle banen, tot hij uiteindelijk om zijn bescheidenheid wordt vereerd.
Vanaf dat moment kan de bescheidene zeker van zijn zaak zijn. Zijn geroutineerde uitspraken worden als bescheiden geïnterpreteerd, en wanneer ze onbescheiden klinken, dan werkt dat eerder als een interessante bijklank dan dat er aan hem wordt getwijfeld. Religieuze leiders en dergelijke zijn op dit vlak buitengewoon vaardig, en beschikken zodoende over een perfecte beheersing van de bescheidenheid.
Sommige mensen zijn de taaie arbeid aan de bescheidenheid moe, en hebben een sluw zijspoor gevonden. Zij worden zelfironisch, drijven de spot met zichzelf, zodat de beschuldigingen van valse bescheidenheid op een dood spoor stuiten. Iemand die belachelijk is kan noch bescheiden noch onbescheiden zijn. Zo’n afkorting mag een onwettige bijklank hebben; toch is ze belangrijk voor het gebeuren van de bescheidenheid zelf. Want ze behoedt het spel van de bescheidenheid ervoor, dat het zichzelf op een gegeven moment belachelijk maakt. Wanneer de humorist zegt „Ik ben zo bescheiden dat het eigenlijk mijn tweelingbroer is die hier voor deze uitverkochte zaal staat.“ weet iedereen wat hij bedoelt. Het serieuze spel van de bescheidenheid is alleen toegankelijk voor mensen die zich van het begin af aan wapenen tegen de valse bescheidenheid.