In Duitsland is de werkloosheid al enkele jaren ongeveer twee keer zo hoog als in Nederland. Schommelt ze in de lage landen steeds rond de vijf procent, bij de oosterburen is zij tijdens de regering Schröder met forse schreden over de tien procent-grens getreden.
Kennelijk is ze de belangrijkste indicator voor een economie, en kennelijk is de bekende paradox, dat verbetering van de economie leidt tot afbouw van werkgelegenheid, en ‘vollbeschäftigung’ een remmende werking heeft, vergeten.
Doch het verschil in Europa komt nog duidelijker tot uitdrukking in een meningsonderzoek van Focus Magazine: 80 procent van de Duitsers vindt de ‘Job-onzekerheid’ het belangrijkste probleem, tegenover 8 procent in Nederland, en duidelijk minder ook in andere EU-landen. Deze houding tekent een volk. De werkloosheid in de Weimar-republiek steeg, na de bizarre inflatie van 1923 tot 6 miljoen%. Het actuele cijfer is 4,77 miljoen ? en economische malaise effende de weg voor de nazis. Gelukkig schijnt anno 2005 het extreem-rechtse kamp geen kans te maken, daarentegen komen de socialisten-communisten in het oosten op 30 procent en in heel Duitsland op 12 procent. Wanneer het kleurrijke lijsttrekkerduo Gysi/Lafontaine de komende maanden flink doorblaat en doorblaast, wordt dat nog wat.
Maar waarschijnlijker wordt de volgende regering zwart-geel, liberaal-christelijk, en mag Angela Merkel als eerste vrouwelijke Kanzler het werkloosheidsprobleem oplossen en ‘mehr Jobs schaffen’.
Er is geen Duitser of Nedelander die van de honger moet omkomen omdat hij geen werk heeft. Het gezeik om die jobs maakt misselijk. Duitsland en de rest van Europa moet toegeven dat de door hen als G8-landen gepropageerde globalisering niet langer alleen het Westen ten goede kan komen. En ik bedoel niet alleen de landbouwtarieven. Nee, het gaat om een eenvoudige rekensom, namelijk dat een miljard Chinezen en een miljard Indiërs, als zij ook maar de helft van onze ‘levensstandaard’, dus de televisies, auto’s, computers, het vlees, de vliegreizen, etc. bereiken, dat dan de economische hoofdrol niet langer gespeeld kan worden door een relatief bevolkingsarm gebied, ookal is zijn geschiedenis nog zo rijk. Een politicus kan deze ontnuchterende woorden niet uitspreken, en dus ook niet consequent over internationale rechtvaardigheid spreken, als hij daarmee op iets democratisch doelt.