Schoonheid

megamonalisa_ugly-mona-lisaDe blinkende kop van een teek die zich met bloed volgezogen op een rosse vacht laat vallen, de haartjes op een stinkende made zie zich aan een afgekloven karkas tegoed doet, heupvet dat vakkundig wordt afgezogen in een privé-kliniek, schurft op een kaalgekrabte hondenrug, een opengesprongen puist met een geëxplodeerd puskopje – deze dingen zijn mooi. Ze zijn op hun eigen manier mooi. Hun schoonheid dringt zich niet aan ons op, we moeten haar weten te ontdekken. Maar door het gebrek aan fantasie dat alom gepropageerd wordt, zijn slechts weinigen daartoe in staat.

Natuurlijk zijn er dingen die in nagenoeg alle culturen mooi worden gevonden, en zijn er vaak goede evolutionaire redenen voor aan te wijzen. We treffen neurologische circuits aan van de Inuït tot polynesische vissers, die bij bepaalde vormen, verhoudingen, geluiden, en patronen actiever zijn. Een stel organische elektroden bepaalt dus wat wij mooi hebben te vinden, zeggen sommigen spritueel georiënteerde mensen beteuterd. Dan heeft mooi toch helemaal geen betekenis meer. Wat ze niet beseffen, is dat zo’n verklaring nooit een beperking van onze esthetische vermogens kan zijn, tenminste als we ervan uitgaan dat we hun bekrompen essentialisme hebben overwonnen.

Schoonheid is een kwestie van de juiste zintuigen op de juiste plaats inspannen. Er is overal schoonheid in te ontdekken, als we maar voldoende fantasie hebben. De dingen aan het begin van deze bladzijde zijn schitterend onder de electronenmicroscoop. Als we iemand een complimentje willen maken, kunnen we zeggen „je bent adembenemend mooi“ en dat „onder de electronenmicroscoop“ slikken we gewoon in. Overal loert de schoonheid naar ons, vanuit elke modderpoel, op ieder slachtveld, en op iedere vuilnisbelt. De wereld is met een gelijkmatige zweem van schoonheid omgeven, een dronken makende wasem, alles is mooi. We kunnen ons tegoed doen aan alles, het maakt niet uit, onze esthetische spijsvertering, wanneer we maar lang genoeg herkauwen, kan alles omzetten in schoonheid.

Kant heeft het over het „interesselose Wohlgefallen“ van het mooie. Natuurlijk kunnen we er een geheime agenda op na houden, maar ook zonder die agenda moet het mooie object ons bevallen. We kunnen worden overvallen door een knellende geilheid als we voor een levensgrote marmeren Maria Magdalena met pronte borsten staan, we kunnen haar willen bespringen, bevruchten, besmetten – dat doet niets aan haar schoonheid af. Kant hield volgens de legende alle lichaamsvloeistoffen bij zich. Ware schoonheid is onafhankelijk van de fysiologische kringlopen van de homeostase, van onze pompende en zuigende hormonenhuishouding. Onafhankelijk van ons persoonlijke voordeel. En we hebben een zintuig voor die schoonheid. Een pythagoreïsch zintuig dat de verhoudingen, de Gulden Snede, de Quintencirkel, herkent zoals ze zijn, los van alle slijm en drek. Als we iets moois zien, zetten we dat zintuig aan, en ziedaar, het bevalt ons hoewel het ons niet in het minst interesseert.

Dat leidt tot het objectieve criterium, waar sommige geesten zo sterk naar verlangen; een culturele elite gaat bepaalde vormen een speciale status geven door in keurige essays te beschrijven hoe ze precies passen op de pure esthetische behoefte van deze elite, die ze enthousiast voor hoger dan zelfzucht en kleinburgerlijkheid verslijt. Natuurlijk maakt dat het ook gemakkelijker om de esthetische ervaring van iemand uit een andere, minder machtige, bevolkingsgroep, af te doen als behoeftenbevrediging en volkskunst als goedkoop vertier.

Ik stel voor om van zulke criteria af te zien.

Geef een reactie