Eerlijkheid

goghEr zijn deugden die weinig twijfel toelaten. Eerlijkheid is er één van. Voor de rationele filosofie, voor Kant, is het zelfs iets onaantastbaars. Liegen is onder geen enkele omstandigheid toegestaan. Kinderen krijgen dat met de paplepel ingegeven. De leraar verlangt eerlijkheid van zijn leerlingen, maar belangrijker: ze verlangen eerlijkheid van elkaar. Die interacties in de eerste schoolklassen vormen ons.

Kinderen zijn keihard. Eerlijkheid tegenover hun vrienden, maar niet tegenover de sukkels van de klas. Dan is liegen een soort vasthouden aan het de groepsidentiteit. En vasthouden kan worden uitgelegd als eerlijkheid. Pas later, met de gelijkheid als logisch ideaal, formuleert menigeen een universeel eerlijkheidsgebod voor zichzelf. En daarmee kun je zo ver gaan als je wilt, als je het nodig denkt te hebben voor de redding van de Vernunft. Maar voordat we ons vastklampen aan een categorisch leugenverbod, moeten we ons toch afvragen wat dat eigenlijk is, dat ideaal van eerlijkheid, en of het met ons verbod wel echt geholpen is.

Kort: bestaat er niet een grotere eerlijkheid dan de letterlijke eerlijkheid, louter zinnen uit te spreken die aan eigenschap X voldoen wanneer we ervan uit gaan dat het het geval is? Wanneer een vader zijn kind op de vraag „waar ligt America?“ antwoordt „In Noord-Brabant“ dan heeft hij niet formeel gezien gelogen, maar het antwoord is niet het juiste. We moeten ons dus actief afvragen, wat er met een vraag is bedoeld en hoe die vanuit het perspektief van de vraagsteller moet worden beantwoord. Dat perspectief moeten we gissen. Soms is de waarheid spreken gissen. We schijnen dus de keuze te hebben tussen een gestroomlijnde hypocriete eerlijkheid die de logica zaait op de vruchtbare helling van het eigen perspectief, en de uitgedijde eerlijkheid die is aangewezen op vage conjecties omdat ze de logica probeert te doen ontspruiten op de droge hellingen van een vreemd perspectief. Het is hypocrisie of feilbaarheid.

We verlangen eerlijkheid van elkaar, even afgezien van praktisch nut, omdat het een van de muren tussen ons uit de weg ruimt. Dat de andere muren blijven staan, en we die niet eens meer waarnemen, is de ironie van het verhaal. Misschien bestaat er een waarheid over de mens die we met eerlijkheid niet kunnen bereiken. Dat we liegend een beter uitzicht hebben op ons wezen als van de wereld afgenavelde solitaire creaturen. Dat we ons een hogere eerlijkheid kunnen voorliegen. Daarmee wil ik me geenszins aanbieden aan de wapen- tabak- en farmalobby, daarvoor is me het onderwerp te serieus. Het is niet recht praten wat krom is. Het is het kromme leren zien, en het rechte leren begrijpen als à venir. Voorbeeld. Tijdens een uitverkocht kamerspel vraagt iemand in de zaal hoe het afloopt, waarop een acteur zet z’n pruik afzet en vriendelijk begint te vertellen. Hij is alleen maar eerlijk. Hij houdt van de fijne wereld die we delen. En hij negeert de gruwelijke waarheid – is niet eerlijk tegenover haar – dat we gescheiden zijn, en dat we geduldig moeten wachten tot het kamerspel zijn wending neemt.

Geef een reactie