Je maakt een barre tocht, je klimt op eigen krachten naar de hoogste top van een besneeuwd gebergte, voelt de granieten ondergrond hard zijn onder je zolen en ademt de heerlijk koele lucht met enthousiaste tuigen in. Je overziet het landschap in de rondte. Hier op deze paden, die als enorme steenaders langs de rotsen naar beneden kruipen, hier ben je onafhankelijk. De weg terug naar beneden over die paden, langs overhangende rotsen tot onder de aarzelende boomgrens, door de hoogste naaldwouden en dan de dikkere begroeiing, zal ze je begeleiden, en beneden, onder de mensen, zal je de lucht van de onafhankelijkheid uitademen. De bergwereld maakt een ander mens van je, verheft je boven de wereld van afhankelijkheden waar geen top aan de horizon zomaar te beklimmen is, verheft je boven de wereld die een netwerk is van verwachtingen, bevelen, contracten. In ieder geval voel je je verheven, en begin je in sommige gevallen over de verwachtingen, bevelen, en contracten van de berg te mediteren. Maar die zijn natuurlijk van een andere aard. Dichter bij de aarde. Zonder hinderlijke stemmen die resoneren in je kop als je tegendraads bent. Wanneer je je vuist wilt ballen dan bal je je vuist, zonder eerst te kijken of er niet toevallig een porcelijnen kikker in je handpalm zit. Dat is onafhankelijkheid.En zo schreid je langzaam naar beneden, met geheven hoofd de steeds zuurstofrijker wordende lucht opsnuivend, en ben je overdreven innemend tegen iedere voorbijganger. Als doorluchtigheid voel je je, en je hart springt op bij de gedachte dat je je onafhankelijkheid gaat botvieren op de trage samenleving waaraan je even bent ontsnapt. Je neemt de eerste gelegenheid waar en verlaat resoluut een eethuisje waar ze niets van jouw gading hebben. Je voed jezelf met gevonden fruit, en begint te liften naar een grotere stad. Smakkend en nog altijd stralend stap je langs de witte lijn die over de asfaltweg is getrokken en houd je je duim omhoog bij iedere auto die voorbij raast. Je hebt ze niet nodig, die asocialen, die boodschappers van de afhankelijkheid. Hoe ze zich in hun sjesende blik hebben opgesloten, hun ogen gericht op een saaie stippellijn en kleine achteruitkijkspiegels. Nee, je bent iets beters, en je stapt tevreden voort tot je voeten pijn beginnen te doen.
Ben ik niet afhankelijk van mijn voeten, vraag je je af. Aan de kant van de weg doe je je schoenen uit, inspecteert je gezwollen tenen en wrijft over de pezen. Het begint donker te worden en het gezoem van krekels doortrekt de koude lucht. Nee, de voeten zijn afhankelijk van mij en niet andersom. En je begint honger te krijgen maar bezweert de afhankelijkheid van je maag van jou. In tegenstelling tot hen, die zich volledig als slaven hun magen, amygdala’s, en lymfesystemen hebben onderworpen. Je bent superieur aan de tandelozen, die met een zuur mondje hun kalfszwezerik naar binnen slurpen, en superieur aan de getanden, die bijten in vakkundig ingevet surrogaatvlees. Want je bent onafhankelijk, en je zult onafhankelijk sterven.
Na een tijdje word je meegenomen door een late patrouille en je wordt verdwaasd wakker op drie oranje plastic stoeltjes ergens in een achteraf gelegen politiebureau. Er is geen orakel dat nog kan vertellen tot welke hoogten je in je onafhankelijkheid bent opgestegen, laat staan de schoonmakers die bij het eerste daglicht plichtgetrouw hun schrobbers in rechte banen langs de koude metalen poten van je stoeltjes trekken. Je voelt je miserabel en vloekt binnensmonds. De schoonmakers babbelen met elkaar in een Oost-Europese taal die je niet verstaat en je voelt je buitengesloten. Je probeert te graven in je herinnering, teneinde de notie van onafhankelijkheid te herstellen, die heerlijke berglucht en dat gevoel je door niemand iets te laten voorschrijven. Moe knik je terwijl een agente je identiteitspapieren doorbladert en een formulier invult en je terug naar je hotel stuurt, je sjokt naar je kamer, zet de TV aan en doet de deur op slot.
Je mist iemand die aanhankelijk is, die geïnteresseerd is in jouw onafhankelijkheid, die daardoor reëel zou kunnen worden. Je denkt een moment na over onafhankelijkheid, ook in politieke zin, omdat de staat de beste metonymie voor een mens is, en begrijpt dat de onafhankelijkheid samen gevierd wordt om haar te realiseren. Je begrijpt dat de eenzame bergluchten die door je bronchieën
stromen slechts het begin zijn, en dat er iemand naast je moet lopen om de echte onafhankelijkheid te proeven – zo iemand zou je een vriend kunnen noemen.