Wij hebben tot op het laatst in de restaurants gegeten, lang nadat men begonnen was te zeggen dat de sfeer er grimmig was, omdat de immigranten in de keuken nauwelijks te eten hadden, omdat de energiebedrijven regelmatig hun militia stuurden bij een betalingsachterstand, omdat er steeds weer honden- en duivenvlees werd aangetroffen in de beef bourguignon, omdat de laatste drie eigenaren zich op de kleine zolder hadden verhangen – maar als klant, wat zeg ik, als gasten dienden wij te worden bejegend, ging dat alles langs ons heen. De grond onder onze voeten kon verdwijnen, nog zouden wij blijven komen voor het diner, en de dienstdoende Pakistaanse ober onze berispingen opdissen omtrent de zilveren servetringen die niet afdoende waren opgepoetst. Men heeft ons later blindheid verweten, maar wat hadden we kunnen doen? Ik ken niemand die anders in onze schoenen zou hebben gestaan. Wij kwamen daar iedere week, moet u begrijpen, en hebben zodoende de geleidelijke teloorgang niet opgemerkt.
Wij hebben tot op het laatst boodschappen gedaan, en ik kan me goed herinneren aan de hoofdknik van de soldaat die onze supermarkt bewaakte. Er zat discipline in die hoofdknik, het was de bevestiging dat we het bij het rechte eind hadden, dat de zachtjes verrekkende bedelaars die zich aan hun benen vastgrepen slechts een lelijke vergissing waren in het décor. Die hoofdknik, het beschaduwde soldatengezicht dat soms glad geschoren was, en soms wat ruwer, heeft me doen beseffen hoeveel menselijkheid wij in ons dragen, hoe goed wij, u en ik, erin zijn om precies dat te doen: in ieder patroon vinden wij die eigenaardigheid die ons heimlich maakt. De supermarkten hadden op het laatst trouwens weinig meer te bieden, afgezien van voornoemde hoofdknik. Bruine bonen en melkpoeder, en natuurlijk de blikken die ver over datum waren. Ik kan me ook nog aan de blikken hondenvoer herinneren, waar ze de snuiten van de viervoeters grondig hadden doorgekrast met viltstiften, maar dat was al vlak voor de evacuatie.
Wij hebben tot op het laatst in ons huis gewoond, het vijf meter hoge elektrische hek dat dit mogelijk maakte werd ons cadeau gedaan door vrienden uit de politiek. Connecties waren in die eindfase van groot belang. Onze entertainmentsystemen zijn verbazingwekkend lang blijven doorwerken, vertelde me hier laatst iemand. Waarschijnlijk heeft dat te maken met het feit dat het elektrische hek voorzien was van een noodaggregaat. Het zachte gesnik van de ontheemden en de sporadische schreeuw van de uitgemergelden verstierven snel, daar zij die poogden elkaar te kannibaliseren te uitgeput waren om zich over te geven aan de roes. We zaten achter vierdubbel glas, en afgezien van een keer de nare geur van verschroeiend weefsel, hebben we relatief weinig overlast gehad. Onze politici, dat mogen we niet vergeten, hebben zich goed van hun taak gekweten. Gezien de omstandigheden, natuurlijk. Wij zijn normale kiezers, net als iedereen hier.