Onder weelderig bos ligt een net van oude sloten
stille waterlanen, waar soms een reiger op komt landen
een moment hangt hij stil, zijn vleugels lijken grote handen
alsof een kunstenaar hem in brons heeft gegoten
Lijnrechte paden voeren langs prachtige velden
honderden vogels houden zich in die bossen schuil
lijsters, wielewalen, de bonte specht, een uil
of de luistervink, maar die hoor je hier zelden
Je herkent goed de kaarsrechte bomenrijen
die in een ver verleden zijn aangeplant
achter wilde struiken, die gonzen door de bijen
Pinksterbloemen en bosanemonen zijn te zien aan de rand
van het bos, waar prachtige zwammen zich aan stammen vleien
en het weiland lacht – zo overvalt je de rust in de Brand