kietel me niet
je ziet toch hoe ik schrik
hoe’k bibber en beef
zolang als ik leef
zo’n een stakker ben ik
kietel me niet
ik vrees je slanke vingers
die zijn als de regen
ik ben zo verlegen
als ze inslaan op mijn huid
en ik verdrink in het geluid
van je stem, die me streelt
als ze fluistert
hoe elke wonde weer heelt