Ik ontmoet mijn editor A. Th. van der Heijden op Schiphol. Ik heb hem, dat mag u niets verbazen, via Facebook leren kennen. Ik ben ingevlogen vanuit Lissabon na een nacht doorwerken op het lusitanische vliegveld en kon wel een kop koffie gebruiken. Hij zit zoals afgesproken in een oude korporaalsjas met een vergeelde krant van 1958 voor zijn neus te wachten op deze jonge hengst in zijn literaire stal.
Zoals altijd wanneer ik Facebookvrienden ontmoet zijn ze in “het echt”, voorzover we daar nog over kunnen spreken, net zo als tussen de regels van het azuurblauwe medium. We acquireren na herhaalde tegenslagen een treinkaartje en zitten een half uur later in een grand café in het hart van Amsterdam.
Hij heeft een roman die ik bij vlagen heb geschreven tijdens mijn afgelopen zeven Wanderjahre volledig en op zeer professionele wijze gecorrigeerd. Ik vloei over van dankbaarheid en hoop dat subliminaal duidelijk te kunnen maken – wellicht door hier de juiste dingen te verzwijgen. We bespreken het ding met mijn laptop schuin op tafel geplaatst. Er zijn gele, groene en blauwe strepen en ik “moet er nog eens overheen”. Dat ga ik deze winter doen, in Sparta aan de Taag.
Waar gaat het over? Duizend jaar eenzaamheid. Het proces. Iemand, niemand en honderdduizend. Elementaire deeltjes. Alleman. Schande. Vrijheid. De man zonder eigenschappen.
Waar gaat het over? Een onmogelijke vraag. Wat ben ik blij dat mijn editor van een heel ander kaliber is dan de Margriet waar premier Rutte een paar weken geleden de hoofdredactie in handen had. Albert schreef briljante intermezzi en kalefaterde mijn ten dele als schuinsmarcheerder neergepende werkje op tot een zeewaardige kotter.
We begrijpen elkaar. Ik, die erop los wil schrijven om de grenzen van het uitdrukbare te tarten, en Albert, die vanwege een verkeerd, gezette komma zin krijgt om mijn vingers te verpletteren met een mokerhamer, doch dit bij gebrek aan religieus fanatisme of een autoritaire persoonlijkheid die hem in zijn onderbewuste de keel dichtknijpt, uiteindelijk wel zal laten.
Mijn editor schrijft ook. Hij rookt een sigaret per paragraaf. Drinkt veel bier en af en toe een joint om het hoofd leeg te spoelen. Hij is een fijnzinnige man met oogleden in zijn oren die vindingrijke wartaal produceert. Waar gaat het over? Het leven zélf, horen we een zalvende stem enthousiast op de achterflap meukelen. We schudden allebei het hoofd in opgewekte droefenis.
Een reactie op “Waar gaat het over?”