Robotica wordt voornamelijk ingezet wanneer het goedkoper is dan personeel. Personeel wordt – in dier voege – gezien als niet anders dan een object ter verrijking van de bezitter, de kapitaalkrachtige, om arbeid te verrichten. Personeel bestaat niet uit individuen met persoonlijke belangen, maar als voorwerpen, waarmee je kunt doen en laten naar goeddunken. Arbeid wordt dan ook niet gedefinieerd als het onderhouden van de gemeenschap, maar als het onderhouden van de bezitter. Wat een raar beeld geeft van de bezitter als persoon. Een persoon die blijk geeft van geestelijke armoede op zijn best, en een psychopaat op zijn slechtst. Iemand die anderen reduceert tot objecten, gelijk de verkrachter, die om daarvoor de cel ingaat, en niet vanwege het schenden van de “eerbaarheid”. In beide gevallen wordt de individualiteit van de persoon genegeerd – en ik beide gevallen levert dit de verklaring voor de traumatisering.
Arbeid wordt dan ook niet gedefinieerd als het onderhouden van de gemeenschap, maar als het onderhouden van de bezitter.
Laat ik vooropstellen dat er goede redenen zijn om robotica in te schakelen: robots kunnen dingen die mensen niet kunnen (niet in de laatste plaats robots maken). Er zijn ook goede redenen om ze juist niet in te zetten: het vervangen van taken die we eens als zinvol konden ervaren, en het uithollen van taken die prima door mensen gedaan kunnen worden. Arbeid kan zo zijn aantrekkelijkheid verliezen: het komt neer op het uitvoeren van taken die een robot nog niet economisch rendabel kan bewerkstelligen. Het personeel dat de eerste ontslaggolf overleeft sterft geestelijk als ze de onstuitbare opmars van de robots bewust worden.
In mijn ogen zijn de feodale tijden nog lang niet voorbij. We leven in een neofeodale tijd waarin geestelijk verarmde bazen hun overgebleven personeel laten wedijveren met robots die nog net iets te duur zijn om hen gelijk te vervangen. Deze machtspositie werkt psychopatische stoornissen in de hand. Angstvallig zal deze nieuwe bovenklasse zichzelf en zijn kinderen afzonderen, zich opsluiten in gated communities en zijn kinderen naar een bijzondere elite-universiteit sturen zodat ze later, wanneer ze groot zijn en zelf baas zijn geworden, een secretaresse kunnen verleiden, en hun eigen “zelfvertrouwen” te versterken door personeel te ontmenselijken en naar willekeur te ontslaan, terwijl ze zichzelf in de file wijsmaken hoe belangrijk hun bijdrage is, die er eigenlijk alleen uit bestaat om anderen verrot te schelden vanuit een aluminium cocon, terwijl een aantrekkelijke vrouwenstem hun in beschaafde taal de volgende bestemming dicteert.
Zullen we integendeel iets aan empathie doen? Te beginnen bij de personen van wie we nog niet vervreemd zijn? Samen revolteren tegen de fossiele feodaliteit van de bazen, die de ongelijkheid uit primitieve industriële tijden hebben geprojecteerd op ons ontluikende postkapitalistische tijdsgewricht. Ideeën zijn morgen belangrijker dan kapitaal, en de idee dat alle mensen gelijkwaardig zijn kan niet veel langer worden beneveld door kapitalistische nostalgie en beschonken grootspraak.