Ik heb teveel herinneringen. Wanneer ik rustig achter mijn bureau zit om een stukje voor de maandag te typen spoken er caleidoscopisch fragmenten door mijn kop van mezelf in de talrijke steden en dorpen waar mijn schaduw het plaveisel heeft mogen versieren. Het houdt me uit mijn concentratie en voelt als een ouwelullenstigma. Ben ik nu al een memoireman, voordat alles goed en wel is begonnen? Ik las ergens dat Graham Greene gezegd zou hebben dat we ons leven de eerste twintig jaar leven – en de rest is langzaam saaier wordende reflectie daarover.
Het is een luxe-probleem. Mijn bejaarde schoonvader zou vermoedelijk graag was minder vergeetachtig zijn. Of de neurochirurg Paul Kalanithi van de tranentrekker When breath becomes air. Toen hij net klaar was met de zware tienjarige opleiding tot neurochirurg (hij was 36 en had al allerlei onderscheidingen op zijn naam staan) werd bij hem een agressieve vorm van longkanker geconstateerd, hoewel hij nooit had gerookt. Hij probeerde het als patiënt zo lang mogelijk uit te zingen en het behoud van zijn geestelijke vermogens was zijn hoogste prioriteit. Hij stierf waardig en liet een een jaar oud dochtertje na. Toen ik de paperback doorbladerde tijdens mijn bezoek aan Kyobo, de megalomane ondergrondse boekhandel hier in Seoul, welde er een traan op in mijn ogen.
Het blijft een luxe-probleem, maar ook luxe-problemen (en juist deze) kunnen aanzetten tot denken. Hoe gaan ‘we’ (ik kan het woord niet van die aanhalingstekens bevrijden want ik moet signaleren dat ik niet het zoveelse wij-westerse-mensen kletsverhaal vertel zoals psychiater Paul Verhaege) in 2017 om met herinneringen? ‘We’ hebben allemaal een smartphone waar we verveeld of driftig tactiel mee interageren. Het is ons externe geheugen, onze instant gratification machine die het onthouden van ingewikkelde dingen en complexe verhalen overbodig maken (nauwkeuriger: doen voorkomen). Maar het gevaar van inflatie ligt op de loer. Al die herinneringen waar ‘we’ doorheen scrollen op onze telefoons betekenen steeds minder en doen ons, net als bij fastfood, hunkeren naar steeds meer.
Aldus luidt de jeremiade de rebus digitalis waar we dit millennium niet meer van worden verlost. ‘We’ hebben een probleem. Nu hebben ‘we’ wel vaker een probleem. Bijvoorbeeld met teveel calorieën. Voor de minderheid die juist moeite heeft om voldoende calorieën binnen te houden, waar ik toe behoor (ik kan verdorie nooit een broek vinden met een pasvorm die smal genoeg is), een fascinerende gewaarwording. ‘Wij’ (dit wij is een andere groep dan het voornoemde ‘wij’) helpen onszelf door exact het tegenovergestelde te doen van wat de afslankindustrie voorschrijft, en door altijd te producten te kiezen met de meeste calorieën, net zoals grootmoeder tijdens de oorlog.
Daarom heb ik ook een smartphone gekocht. Het ding is uiteraard van Koreaanse makelij en was hot stuff in 2015. Nu, twee jaar later, heb ik het voor een zesde van de prijs en hij werkt nog steeds als een tierelier (het was nog een model met het bijkomende voordeel dat het niet ontploft in vliegtuigen). Door net als de ‘wij’ van de onkritische ‘maatschappijcritici’ eindelijk ook een smartphone te gebruiken kom ik misschien van mijn teveel aan herinneringen in mijn interne geheugen af. Ik zal tijdens mijn reizen door prachtige landen, mijn gesprekken met boeiende persoonlijkheden en de magische momenten met mijn dochter niet langer de emotionele neuronensluizen openzetten omdat het niet langer nodig is die waardevolle herinneringen in mijn geheugen te griffen. En wat niet langer nodig is in de natuur verdwijnt zodra het meer energie kost om het te behouden dan om het op ge geven. De volgende keer dat ik iets op mijn bijna volle synaptische SD-kaart dreig te zetten zal ik mijn smartphone pakken en het extern opslaan, daar waar het zich niet steeds spontaan aan me opdringt.
Zo komt er weer wat ruimte vrij voor frisse herinneringen. Dan moeten ‘we’ er alleen wel voor zorgen dat we dat vermogen om dingen in ons geheugen te griffen slechts tijdelijk hebben opgegeven en niet voorgoed zijn verloren.