Hoe diep huist de markteconomie in onze ziel? Het was een willekeurige vraag die in me opborrelde tijdens een wandeling door de kille straten hier in Seoul. Waarover beschikken wij, dat afwijkt van de wetten van een markt? Het lijkt een onnozele vraag, toch houdt zij me bezig. De markt kwantificeert Waardering, en waardering is naast Rechtvaardigheid en Liefde een van de ‘Existenzialen des Mitseins’ ofwel een fenomeen dat constitutief is voor de samenleving, volgens een filosofietje dat ik in mijn vrije tijd aan het knutselen ben. Het is heel eenvoudig: ik voel me nutteloos wanneer ik officieel niets bijdraag en dit veroorzaakt, net als bij de klassieke werkloze, een onmiskenbaar schaamtegevoel.
Schaamte en Zorgen zijn natuurlijk ook Heideggeriaanse categorieën en volgens voornoemd filosofietje, waarin het Mitsein radicaler wordt gedacht dan bij de vroege Heidegger, manieren waarop we ons verhouden tot Waardering en Rechtvaardigheid. Maar wie wil dat weten?
Het schrijven is een wanhoopsdaad om te ontkomen uit het onwelriekende moeras van de schaamte, dat ik niets ‘bijdraag’. Ik trek weliswaar geen steun omdat ik met zinloze bezigheden een basisinkomen verdien, maar een mens verlangt meer, verlangt zich een deel te voelen van een sociale realiteit, verlangt Waardering. En Waardering betekent dat andere mensen ergens positief over oordelen, wat betekent ergens (monetaire) consequenties aan verbinden en niet alleen met de muis op duimpjespictogrammen klikken. Ik ben opgegroeid in de jaren tachtig en het was vanzelfsprekend dat we iets moeten bijdragen aan ‘de samenleving’.
“Wat wil je later worden?” was een vraag die je als jong kind maandelijks moest beantwoorden. Je beroep definieerde je leven, oftewel: je zou zoveel bijdragen als in je vermogen lag. Het was een wereld waarin je er niet serieus voor kon kiezen om níet zoveel mogelijk bij te dragen (beunhazen, hippies, freelancers, zwervers, zigeuners waren een soort buitenaardse wezens).
Maar wat als je al het betaalde werk dat je met je vaardigheden kunt vinden zinloos vindt en dus precies genoeg werkt om je minimalistische levensstijl te bekostigen omdat je geen steun wilt trekken? Is dat immoreel? Zo iemand heeft zichzelf letterlijk vrij gevochten. Zij heeft een zee van vrije tijd en zolang de lichamelijke en geestelijke gezondheid het toelaten kan ze in die tijd kliederen, krassen, coden, schrijven – geen haan die er naar kraait. Maar ze creëert niet de hoeveelheid waarde die ze zou kunnen creëren en dat kan haar opzadelen met een pijnlijk gevoel van schaamte dat aanzwelt tot een sinister en geestdodend nihilisme.
Ik heb een PhD over ethiek geschreven (niet verzilverd, o heerlijke ironie, daar is die ‘waardering’ weer!) maar uiteraard weet ik er niks vanaf. Het is een leuk en interessant psychologisch probleem (niet blozen, er zijn wetenschappers geweest die hun eigen sperma onder de microscoop observeerden) dat natuurlijk een consequentie is van de bullshit jobs van Graeber (zie video). Zou het voorkómen van deze schaamte naast social bonding en financiële beloning, een van de redenen zijn waarom mensen bullshit jobs blijven doen? Hoe diep huist de markteconomie in onze ziel, dat we ons niet kunnen voorstellen dat iets waardevol is wanneer het niet op een forum als zodanig wordt aangeprezen?
Alles van waarde is… de oneindig verkitschte zin van Lucebert zegt precies het tegenovergestelde. En is natuurlijk flauwekul, want zodra een ‘ding’ (in de zin van Badiou) niet meer weerloos is omdat het succes heeft geboekt (d.w.z. ten koste van andere dingen) verdwijnt daardoor niet zijn waarde. Veeleer wordt die verdeeld onder de mensen en zwelt aan tot een oorverdovende bevestiging van de existentie van de maker (de artiest, de wetenschapper) die er zo lang voor lijden moest. Dus, wie zich net als ik, bij tijd en wijle overvallen voelt door een dergelijk gevoel van schaamte: jouw weerloze creaties zijn net zo waardeloos als de mijne. En net zo belangrijk om die markteconomie uit onze ziel te verdrijven.