“Het is aartsdonker. Kleurloze vlammen likken het fundament van de duizelingwekkend hoge toren en een leger donkere zombiespinnen stormt over de krakende trappen naar boven. Een gevaarlijke wolf gromt en steekt huilend zijn snuit in de gitzwarte nacht. Twee dinosaurussen komen achter je aan en je voelt hun stinkende adem in je nek dus je moet helemaal naar boven rennen en daar spring je van de toren af. Je valt sneller en sneller richting de zwarte zee van ziedend pek waarin stalen piranha’s kindjes tot op het bot afkluiven en…”
-“Papa, ik ben niet bang!”
Miru grinnikt terwijl ik mijn relaas steeds angstaanjagender probeer te maken in een wanhopige poging ons spelletje te winnen. Het heeft haar in haar fantasiewereld tot een onverschrokken heldin gemaakt, maar in het echt kroop ze vandaag weg op de bank voor een klein hondje toen we pasfoto’s gingen maken bij een hippe fotograaf.
Een beetje bang zijn is heel slim en heel bang zijn is een beetje dom.
Het helpen overwinnen van angsten hoort bij mijn excentrieke manier van opvoeden. Ooit ben ik begonnen met een koe en een konijn. Inmiddels heb ik de hele Chinese dierenriem inclusief draak afgewerkt, wat nog heel wat moeite heeft gekost. Maar ook hoogtevrees en duisternis komen aan bod. Claustrofobie en pleinvrees. Smetvrees en ga zo maar door. Ik zou er zo een cursus over kunnen geven als iemand een zaaltje binnen de Grachtengordel voor me kan regelen, een paar hippe kindjes en een juridisch adviseur die me kan behoeden voor een metoo omdat fallofobie natuurlijk ook niet onbesproken moet blijven en er wat ruimte is voor een demonstratie in een witte onderbroek.
Gelukkig heeft mijn dochter door genoeg Mozartsessies tijdens de zwangerschap en niet ruziënde ouders weinig aanleg voor angst. Toen we een paar weken geleden bij invallende duisternis een berg moesten afdalen en het pad kwijtraakte, struikelde ze in tranen over het losse grind op de steile helling, maar vertelde een kwartiertje later met een mond vol rijst dat ze maar een beetje bang was. Een beetje bang zijn is heel slim en heel bang zijn is een beetje dom. De berg, een heuvel van een paar honderd meter met zandsteenformaties, binnen de stadsgrenzen van Seoul, deed zo zijn intrede in het bangmaakverhaal waar dit stuk mee begint.
Welbeschouwd kunnen we dit karwei nooit voltooien omdat er altijd een vliedende existentiële angst overblijft die ons in-de-wereld-zijn bepaalt wanneer we voor het gemak meegaan met Heidegger, de bruine intellectueel uit het Zwarte Woud. Maar het gaat me er ook helemaal niet om, de Ur-Angst uit haar te verdrijven en een soort ontvlekt meisje te produceren, want dat is meer machine dan mens. Zonder angst kunnen we ons lichaam niet ervaren, neemt u dat van mij of van de Britse filosoof Roger Scruton aan. Het gaat me om de Lebenskunst om deze oerangst toegankelijker te maken, we zouden zelfs kunnen zeggen: vertrouwder. Zodat Miru later niet met oeverloos geouwehoer over saaie clichéfobietjes in een damesblad bijdraagt aan de grijsheid van onze wereld. Zodat ze degelijke, uit de kluiten gewassen angsten ontwikkelt en een artiesteninstinct dat zich daar als een bloedzuiger op stort.