Na een bewogen verblijf in Nederland ben ik weer terug in Seoul, met koude en lege kleren en het kwetsbare vertrouwen met een half woord begrepen te worden. Lieve mensen, wanneer het jullie zo voorkomt dat ik te veel koketteer met mijn (en dus jullie) fragiele aanwezigheid hier in dit vreugdetranendal, zeg me dat gerust. Ik koester zó dat gevoel begrepen te worden, wentel die gedachte vrolijk-tevreden in mijn lommerrijke geest, glimlachend wanneer de overtreffende trap van begrepen worden bij me komt schooien. Want de overtreffende trap van begrepen worden kan levens behoorlijk in de war schoppen.
Terug naar mijn meer gangbare en consumeerbare columnistenpersonage. Mijn organen, mochten ze na mijn overlijden levensvatbaar zijn, mogen zonder meer worden ingebouwd in het lijf van een van mijn gewaardeerde medemensen. In dubio, zegt deze humanist, pro meto. Zelfs mijn toekomstige doodsvijand, waarvan ik nog niet weet of die er ooit zal komen, zal ik mijn begeerde niertjes, hart of longen niet ontzeggen. Laat hem lekker verder leven met het besef dat ik in moreel opzicht mijlenver boven hem sta.
Begrijp ik de bezwaren van mensen die hangen aan hun dode organen? Yes I do. Er doen genoeg verhalen de ronde over orgaandonatie, en zelfs in het geval dat alles er kosher en halal aan toeging, worden nabestaanden op het droefste moment van hun leven geconfonteerd met pragmatische artsen die geen tijd hebben voor de dood van hun geliefde omdat ze het leven van een ánder willen redden. Die mensen moeten hun wil kenbaar maken. Vandaag, morgen, of op enig tijdstip voordat ze vervallen in hun eeuwigdurend zwijm. Want let op: het is geen referendum waar je comateuze zelf straks aan vast zit. Je mag zo vaak terugkomen op je beslissing als je wilt en net zoveel formulieren opsturen als er passen in het appartement van Alexander Pechtold.
want mijn Orgaan zou maar terecht komen in de broek van Halbe Zijlstra, die ermee gaat pissen zo ver hij kan.
Hoera voor Pia, dus. We got our kicks are on D66. En gefeliciteerd, Nierstichting. Voor de zekerheid doe ik zelf wel een kuisheidsgordel om wanneer ik weer ga street racen, want mijn Orgaan zou na een ongeluk maar terecht komen in de broek van een Halbe Zijlstra, die ermee gaat pissen zo ver hij kan. Ik zie hem al staan in de bossen achter Poetin’s datsja, beloerd door een grote bruine beer omdat zijn lid nu zoveel begeerlijker is dan voor zijn Olympische schaatsongeluk (jullie weten natuurlijk: Halbewaserbij). Good riddance, dus. En Halbe vindt wel weer een baantje bij de KLM of het IOC, zoals dat gaat met dat soort karakters.
Het leven is fijn. Terwijl ik deze column prepareer spelen de Beatles ‘Love me do’ op de radio. Ik glimlach omdat ik een stuk stoerenmannenpraat heb gesandwicht tussen twee gevoelige paragrafen. Dat voelt als een soort coming out. En omdat ik het niet laten kan: het gaat niet om ‘authenticiteit’ of je ‘eigenlijke identiteit’ maar om het recht op luidheid, om de rol te mogen spelen die ons de minste moeite kost.