We zitten tegenover elkaar in een café.
“Je haar wordt grijs, dat zie ik in het zonlicht” zegt ze.
Ik glimlach. Het is me nu al een paar keer gezegd. Het is een eerste verschijnsel van ouderdom, een vingerwijzing dat ik langzaam plaats moet maken voor de volgende generatie. En toch kan ik het, wil ik het ervaren, als vuurdoop. Ja, het is een subtiel, zelf nog vitaal, voorteken van de dood, die zich vanaf nu langzaam in mijn lichaam zal gaan nestelen. Mijn leven is net goed en wel begonnen en zie! reeds word ik een grijsaard.
Ho ho, mijnheer Choi, niet zo treurig. De lente komt eraan. Ik heb een dochtertje dat naar balletles gaat en genoeg tijd om brieven aan de mensheid te schrijven. Om identiteiten te componeren die hand in hand dansen om de vortex van het nihilisme. Wat dat betreft ben ik een erfgenaam van de geniale Homem de letras Fernando Pessoa, die in de huid kroop van tientallen personages om zichzelf te worden. Want wat anders betekent het te leven in een wereld waar voor je overleven is gezorgd en je ‘zelf’ geen grote Verhalen meer gelooft?
Natuurlijk ben ik ook nog steeds het kleine jongetje dat om complimentjes van zijn moeder vist. Complimentjes! Bestaat er iets wezenlijkers dat ons verbindt? En laat zich onze geschiedenis niet geheel verklaren uit de complicaties die optreden uit de economie van complimentjes? Kunnen we niet alles in een excentrieke intellectuele tour de force reduceren tot een prestigestrijd tussen mensen die in hun jeugd te veel of te weinig complimentjes hebben gehad?
Genoeg Spielerei. Een column dient, net zoals een proefschrift, iets toe te voegen. Dat bewustzijn van onze eigen eindigheid, de twintigste eeuw heeft er al genoeg over geschreven. In de twintigste eeuw kon je nog sterven voor een groots Ideaal, daar zijn we inmiddels mee opgehouden, irritante uitzonderingen daargelaten. In de eenentwintigste eeuw hebben we uitgevonden hoe we kunnen verhinderen dat de existentiële vraag überhaupt opkomt door ervoor te zorgen dat we continu bezig worden gehouden. En als het dan toch eens gebeurt, als geen bezigheid ons meer onttrekt aan het sirenengezang van de waarheid (dat ons bestaan zinloos is etc.) dan, ja wat dan?
Ik heb een keer gegoogled naar een shampoo tegen grijze haren, onder het voorwendsel dat een jeugdig voorkomen mij en dus mijn gezin geen windeieren zal leggen. In werkelijkheid was ik het eenrichtingsverkeer dat de tijd is aan het ontkennen. Het is niet eens een hoogstaande wijsheid dat het leven intenser en mooier wordt wanneer je je bewust bent van de eindigheid ervan. Ik zal aan mijn lezers denken als ik vanavond knipoog tegen de man in de spiegel met een paar verzilverde haren.