Waarom infiltreert een 39-jarige man het Laotische partyhostel “Nana backpackers” aan het begin van het regenseizoen? Wat doet hij temidden van blonde Zweedse meiden die zich van zeven tot negen uur ’s avonds volgieten met gratis aangelengde wodka en whisky, alvorens in een schuur te springen op de dreunen van megahits als Havana, Despacito en Gasolina?
Het gaat hier, waarde lezer, hoogstwaarschijnlijk om een verwarde man. De man hangt vermoedelijk een geradicaliseerde vorm aan van geloof in vrijheid en zelfverwerkelijking. Het zou me niks verbazen dat hij ’s ochtends het feestgedruis ontvlucht en door de velden gaat banjeren op zoek naar een plek om in alle rust te mediteren, of dat hij de verkoeling opzoekt van een kleine grot waarin hij kan pootjebaden.
De figuur, die volgens de medegebruikers van de bacchantische herberg op vierentwintig jaar werd geschat, had daags voor zijn vertrek naar Laos een satirische vertelling voltooid en bezocht het verstilde tropische land om ideeën op te doen voor een nieuw verhaal. Iets met kunstmatige intelligentie en de liefde, iets met komedie ook en een misdaad, een afgesneden vinger misschien, of een lijk dat verborgen moet worden gehouden. Een Orwelliaanse vertelling die heel bescheiden begint maar uitmondt in een compleet verrückte wereld van dodelijk verwarde maar aandoenlijke soortgenoten.
Zo’n man huurt een mountainbike om door de velden te fietsen waar hij koeien kan fotograferen die hem herinneren naar Nederlandse meesterschilders uit de Gouden Eeuw. Hij schuift aan bij een verlaten restaurantje langs de weg waar hij een kop noedelsoep bestelt en de toeristen observeert die met scooters en quads op weg zijn naar lagunes, ziplines en spektakel. Bedaard verwerkt hij de indrukken van de tropische omgeving, die hem zo vertrouwd voorkomt van eerdere reizen. Veel in zijn leven zal een herhaling zijn, ja, maar hij juicht die Nietzscheaanse herhaling toe. Zo’n man maakt daar een aantekening over in zijn notitieboekje terwijl hij nog steeds bij dat restaurantje zit met een lege soepkop voor zijn neus.
Na tien dagen houdt zo’n man het in de tropen voor gezien en vliegt hij met een fris gemoed terug naar zijn gezin in Zuid-Korea, waar het overleven gemakkelijk en het leven prachtig is.