Een van de gevleugelde uitspraken van wijlen mijn moeder was “het rottend ooft wordt mij in de schoot geworpen”. Wanneer er in mijn ouderlijk huis fruit over was werd dit altijd opgegeten, en belandde op mijn moeders bord, die het schoorvoetend verorberde. Ik ben dankbaar zo grondig geconditioneerd hebben om nooit eten weg te gooien. Hier in Zuid-Korea gooit men ook geen eten weg, tenminste niet om het signaal af te geven dat men het zich kan permitteren, zoals ik dat uit Hollywoodfilms ken.
Mijn supermarkt hier biedt mild rottend fruit aan met kortingen waar ik van watertand. Zo ben ik in staat om met de bescheiden inkomsten uit mijn volstrekt zinloze werkzaamheden af en toe een rijpe avocado, een glas ananassap, of verse tomatensaus met knoflook en spinazie te kopen. Ja, we hebben het goed. Ik houd van die levensmiddelen, die zonder ons in een afgesloten container achter de supermarkt ten prooi zouden vallen aan gisten en schimmels.
Deze week hadden we weer Couchsurfing-gasten, een boomlange man uit Asturias en een vriendelijke Brusselaar. Twee heerlijke ontdekkingsreizigers in de onbekommerde jaren van hun jeugdigheid. De lange had het klaargespeeld om zonder te betalen van Canada via Rusland, Kazachstan, Kyrgyzstan en China op ons schiereiland te raken. Hij vertelde dat ‘dumpster diving’ in Spanje vaak moeilijk is omdat de supermarkten afwasmiddel over de verlopen levensmiddelen spuiten. Het revolutionaire keffertje in me ontwaakte, en ik lulde honderduit over antikapitalisme, verzet, permacultuur, gift economy en anarchisme. Een wereld met meer respect voor geld dan voor voeding is een wereld die veranderen moet.
Ik eet mijn rottend ooft in de marge. Ik dacht er van de week aan om in de politiek te gaan, voor de Partij voor de Dieren dus, maar vermoed dat men mij daar niet als een culturele verrijking zou zien. Toen ik las dat ze tegen de motie van Wilders voor een verbod op ritueel slachten hadden gestemd, leek het me beter dat ze het woord ‘dier’ uit hun naam schrappen, zoals andere partijen over de letter ‘D’ in hun naam in conclaaf moeten. Enfin, ik ga bij mijn volgende bezoek aan Nederland bij de PvdD op bezoek. Ik spreek graag met kritische jongeren over hun consumptiepatroon en verbruik van ‘resources’, over duurzaamheid en landbouw op ecologische grondslag. Misschien kan ik er een paar verleiden om voor de Dierenpartij te stemmen.
Maar een campagneschreeuwer zal ik nooit worden, daarvoor ben ik zelf veel te verward. Geef mij maar een leven in de marge, waarin dikke vliegen zwermen rond het overrijpe fruit, waarin ik melancholische overpeinzingen kan schrijven over ons eigen leven, dat slechts een uitgesteld rottingsproces is.