Nostalvember: oud liefdesverhaal (2000)

Paul en Julía. Een eenvoudig liefdesverhaal.

“Do you want to come?”, vroeg ze aan de iets afwezig voor zich uitstarende student die voor het eerst in zijn leven een prostituee bezocht. De student knikte en ging met haar mee naar binnen. Binnen een half uur stond hij weer buiten, en hij had het kouder dan voorheen. Een man in een lange jas liep nu naar het hoertje toe en terwijl de student over zijn schouders keek zei ze tegen de man “Do you want to come?”.

De student was daar ontzettend van geschrokken en het was alsof er iets knapte in zijn leventje. Op de weg naar huis, hij had een étage elders in Amsterdam, bleef het voorval door zijn hoofd malen en hij kon er die nacht niet van slapen. Telkens weer zag hij het lieve Aziatische gezichtje voor zich dat, trouw als een hond, die ene vraag stelde. De student schaamde zich zoals hij zich nog nooit had geschaamd en werd woelend midden in de nacht wakker. Hij moest iets doen maar had geen idee wat. Hij ging dus maar wat door de straten zwerven en hij merkte plotseling dat hij weer bij haar huis in de buurt was. Hij kon zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en ging in de buurt van het huis op een bankje zitten. Hij wilde weten wie er naar binnen gingen. Zijn geduld werd uiteindelijk beloond want er arriveerde een andere man met een lange jas, die de prostituee als wat beter kende, want aan hem vroeg ze “How do you want to come?” Paul, de student, walgde van deze man met zijn lange jas en besloot zelf nooit een langejasser te worden. Neen, hij zou de wereld verbeteren en om te beginnen moest hij deze ene prostituée gaan bevrijden. Deze ene ja, want hierbij had hij zijn zonde begaan. Paul besefte zich dat hij eigenlijk alleen met zichzelf bezig was en begon deste meer te walgen van zijn gedrag. Hoe kon hij een paar uur eerder zo ontzettend stom geweest zijn?! Gedreven door deze ontzettende gedachte sprong hij op, stak de gracht over en klopte op de deur van het pand, dat de langejasser een paar minuten daarvoor had verlaten. De prostituee deed open.

“Do you want to come again?”

“No, I come to save you!” flapte Paul eruit, want iets beters kon hij niet verzinnen.

“Save me?” “Yes, you are in some kind of prison and I have to save you, because I am a sinner.” Paul zag duidelijk dat de prostituee als een lopende-band-werkster haar ‘werk’ deed. In haar leven was niets anders dan klanten die kwamen en gingen. Paul werd gek van zichzelf en gedreven door een soort razernij om zijn eigen geweten te kunnen verdragen, wilde hij haar aan haar hand pakken en meenemen naar zijn étage.

“What is a sinner?”, zei de jonge vrouw.

“A sinner is somebody who did something wrong. I did, because I used that what was created for loving for my pleasure only.”

De betekenis ervan ontging de prostituee geheel, maar op het moment dat Paul het uitsprak trof hem een messscherpe gedachte: hij was aan het piekeren en woelen geweest die avond, hij was op zoek geweest naar een weg om zijn zonden te verlichten terwijl de prostituée gewoon met haar lopende-band-werk bezig was geweest. Voor iedere seconde dat ik haar zo heb laten lijden zal ik boeten, hield Paul zichzelf voor. En nog gekker werd hij van zichzelf: hij was hier voor zichzelf een boete- en schuld-scenario aan het bedenken terwijl de weerloze prostituée naast hem stond. Ze rilde, omdat ze een dunne jurk aan had, die bovendien nat was van het zweet van verschillende klanten. Op dat moment werd er op de deur gebonsd. De prostituée wilde opendoen, maar Paul was haar voor. Voor de deur stond een man in een lange zwarte jas die met priemende oogjes voor zich uit staarde. Hij had verwacht de prostituée te zien en was onaangenaam verrast toen Paul opendeed. Paul had precies in de gaten wat er in deze man omging: zijn oogjes waren gericht op zichzelf en alleen op zichzelf. Dwars door de mooie jonge vrouw heen keken ze in hemzelf. De man prikte dwars door het meisje, “en mijn God”, dacht Paul, “hoe vaak zou hij dat wel niet doen, met zijn priemogen waarmee hij zijn eigen ik zocht?”

Paul had nog nooit zo van iemand gewalgd als op dat moment van deze man. Een paar seconden keken ze elkaar strak aan. Deze man werkte iedere dag op een kantoor, at thuis bij zijn vrouw en zou ’s avonds nog wat ‘afwerken’. Om half 12 zou hij dan thuiskomen en naast zijn vrouw gaan slapen. Op het gelaat van de man kwam een verbauwereerde uitdrukking, omdat hij verwacht had in de ogen van de Thaise prostituée te kunnen prikken en er nu een jongeman opendeed. Paul, van zijn kant, was verbijsterd door het feit dat hij zo trefzeker aan deze man kon zien wat er in hem omging.

“Laat me erlangs!”, zei de langejasser terwijl hij Paul probeerde te passeren. Paul, die in tegenstelling tot de man een goede conditie had, duwde terug en hervond toen de walging van zijn eigen wandaad van eerder die avond, waartegen hij zich nu met al zijn kracht verzette. De man kreeg Paul’s vuist precies tussen zijn kraaloogjes. Het was alsof Paul wilde zeggen:

“Daar, kijk maar in jezelf, ben maar alleen gericht op jezelf, maar doe dat niet dwars door deze onschuldige jonge vrouw heen, want dan krijg je met mij te maken!”

De man wankelde achteruit en viel op de grond voor het grachtenpand. Paul wilde hem een moment achterna gaan toen hij zich uit de voeten maakte, maar bedacht zich. Hij ging terug naar binnen, waar boven aan de trap de jonge prostituée stond te rillen.

“What did you do?”, vroeg ze.

“I kicked him away.”

De prostituée bedacht dat deze jongeman de langejasser had weggewerkt omdat hij haar voor zichzelf wilde hebben en dat zou betekende dat hij haar wel meer zou willen betalen en dan zou haar pooier ook weer tevreden zijn. Paul had echter geheel andere ideeën.

“Come with me, then I will save you.”

“I not understand.”

“That doesn’t matter.”

Paul pakte haar lichte lijf van de grond en droeg haar de stad door naar zijn eigen etage. Daar legde hij haar op zijn bed. Ze sliep vrijwel meteen in want ze was vreselijk moe van haar harde ‘werk’ die avond. Paul pakte de kussens van de bank af en legde die naast het bed op de grond. Onder zijn enige deken sliep nu de prostituée dus behielp hij zich met theedoeken. Hij kon echter niet in slaap komen, zo vervuld was hij van wat er was voorgevallen. Hij lag al een tijdje te woelen toen plotseling zijn kunstenaarsziel in hem ontwaakte. Hij sloop uit zijn bed en zocht zijn fototoestel op. Hij legde een roos naast het gezicht van de jonge vrouw en maakte een foto. Ze sliep door de felle lichtflits heen, en ook toen Paul haar in allerlei poses legde om prachtige artistieke foto’s te maken werd ze niet wakker. Haar zwarte haren hangend over haar jeugdige, onschuldige gezicht, dat was Paul’s eigen favoriet. Ook de foto waar haar slapende gelaat in een spiegel werd verdubbeld, was een waar kunstwerk geworden. Paul ging zo op in het fotograferen dat hij niet merkte dat de dag al aan begon te breken. De jonge vrouw, die een ijzeren discipline gewend was, ontwaakte om ongeveer negen uur van een felle lichtflits van Paul’s fototoestel.

“Where am I? Who are you? Where is the master?”

“Quiet, it is all over. You are safe now.

“No, I must work now.”

“Listen young lady, you don’t need to do that work again, because I take care of you.”

Het is niet zeker wat haar deed beseffen dat ze vrij was. Waarschijnlijk was het ‘young lady’, wat ze kende van heel vroeger (toen ze 11 was hadden ze haar weggehaald bij haar familie in Thailand). ‘Young lady’, dat was iemand die het geluk had gehad dat er een rijke toerist op haar verliefd was geworden en haar zou meenemen naar zijn land waar alles beter was. Ze werd weer een beetje rustiger en Paul liet haar even alleen om haar haar eigen besef nog beter bewust te laten worden. Hij ging een ontbijtje op bed verzorgen voor haar. Nu klinkt dit verhaal tot nu toe als een standaard bouquet-reeks vertelling over een jongeman die een hoertje redt en met haar een romance begint. Wie kritisch wil zijn over onze maatschappij, moet naar binnen gaan. Paul kwam terug met een plateau vol lekkers en ging op de rand van het bed zitten. Julía (haar echte naam zou Paul pas veel later kunnen achterhalen, maar hij noemde haar graag Julía, omdat dat de hoofdpersoon was van een boek dat hij pas geleden had gelezen en waarvan hij had genoten, voorzover hij dat toen al kon), rilde toen ze zag wat Paul deed. Eten op bed, wekte bij haar de associatie met de mannetjes die bij haar kwamen en haar insmeerden met smeerkaas. De mannetjes die spelletjes met haar wilden spelen. Paul zag de angst in haar ogen, en besefte dat hij haar nu iets kon leren. Paul had de vorige avond zo ongelooflijk veel van haar geleerd (alles, eigenlijk), dus hij greep de gelegenheid dankbaar aan om haar iets terug te leren. Hij smeerde een beschuitje met aardbeien en hield dat voor haar mond.

Ze kende dit spelletje en ze wist wat er zou gaan gebeuren. De man zou het beschuitje telkens terugtrekken en als ze er uiteindelijk een hap van had genomen zou hij iets zeggen van Eva en de appel en zou hij haar onder de dekens haar verdiende loon geven tussen knisperende beschuitkorrels en het bloedrode aardbeiensap. Ze was nu banger dan ze gewoonlijk was in zo’n situatie, want nu had ze niet de zekerheid dat het binnen een half uur of een uur over zou zijn. Paul bleef echter onbeweeglijk zitten met het beschuitje en maakte zo’n rustige indruk dat ze in de gaten kreeg dat hij niet van haar lichaam wilde gebruik maken. Langzaam, heel langzaam, bewoog ze haar lippen in de richting van het beschuitje. Paul zat nog steeds stokstijf stil en keek haar met een liefdevolle blik aan. En toen hapte ze. Op het moment dat ze haar tanden in het beschuitje zette kreeg ze haar vertrouwen in de ander terug. De ander was voor haar altijd het mannetje geweest dat betaalde voor haar lichaam, maar het leek deze jongeman om heel iets anders te gaan. Ze was nieuwsgierig naar hem geworden. Samen aten ze verder en Julía wist niet wat haar overkwam. Haar identiteit lag immers volledig bij de ander: het enige wat haar zorgen baarde in haar leven van de afgelopen 10 jaar, was of de klanten wel tevreden zouden zijn en of ze wel op de door hun gewenste manier waren klaargekomen. Nu ze merkte dat er in de ander ook liefde en begrip kan zitten, werd ze ineens ontzettend opgewekt. Paul en Julía zaten die dag zwijgend naast elkaar en het liep al tegen de avond toen Paul op het idee kwam om haar de verrassen.

“Come on, we go out.”

“Out?”

“Yes. Here, put these clothes on.”

Paul gaf haar een gemakkelijke trui en een spijkerbroek die hem te krap was geworden. Met zijn kersverse vriendinnetje wilde hij naar Mozart gaan, want de Così fan Tutte speelde die avond in het stadstheater.

Onderweg naar het theater werd Julía zich steeds meer bewust van haar vrijheid en ze huppelde dan ook, zoals ze 10 jaar geleden huppelde als haar moeder haar riep. Tijdens de voorstelling kon je haar duidelijk zien genieten, ookal verstond ze niets van wat er gezongen werd. Ze verstond de dans, want die was geschreven in een taal die ze goed kende: de lichaamstaal. In de pauze begaven ze zich naar het foyer waar de medebezoekers een kopje koffie nuttigden.

“Deze keer was het wat minder dan de vorige. Je kunt toch wel merken dat die dirigent een jaartje ouder wordt hè?”.

Paul hoorde het niet eens, toen hij aan Julía de inhoud van de opera ging uitleggen. Ze leek het te begrijpen en dat deed beiden goed. Ongemerkt waren hun voeten tijdens hun gesprek gaan bewegen en ze dansten. Ze dansten in de foyer tijdens de pauze van de voorstelling. Een suppoost wendde zich verbaasd in hun richting en ook de zwartekoffiemensen fronsden hun wenkbrouwen. Dansen, dat hoort toch op het toneel thuis, en niet in de foyer? De pauze liep ten einde en de tweede helft van de voorstelling was nog mooier dan de eerste. Paul en Julía zagen een oude dirigent die vanuit zijn gigantische levenswijsheid bedachtzaam en buitengewoon muzikaal het orkest leidde, terwijl de zwartekoffiemensen een veel te trage dirigent zagen die hun voorstelling ophield. Toen Julía luid begon te lachen, keken de andere bezoekers geërgerd in de richting van haar en Paul. Paul besefte dat hij weg moest. Meer nog dan aan het begin van dit verhaal, toen hij over zijn schouders keek en de man met de lange jas ontwaardde, besefte hij dat hij niet thuishoorde tussen deze mensen. De opengesperde monden van de zwartekoffiemensen kwamen hem voor als geweerlopen die op hun waren gericht. Na de voorstelling liepen ze terug naar de étage van Paul, die ondertussen bedacht had dat de pooier van Julía haar best wel eens zou kunnen gaan zoeken. Die nacht zocht hij al zijn moed en zijn papieren bij elkaar en maakte zich klaar om samen met Julía te vertrekken. Het kon hem niet schelen waarheen, dus vatte hij het plan op om naar het zuiden te gaan. Naar Italië, want in Napels kende hij een kunstenaar die hij eens was tegengekomen tijdens een vakantie. Deze man had hem toen gezegd dat inzet voor elkaar zo belangrijk is voor de mensen en Paul wilde hem laten zien wat er van hem was geworden. De volgende ochtend al zaten ze in de trein die naar het zuiden reed. De wagon waarin ze zaten was leeg, op een nonnetje na, die in de hoek voor zich uit staarde. Deze vrouw had haar leven in dienst gesteld van de Here. Háár leven ja, zij zou later in de hemel komen. Paul wierp een blik opzij en zag zijn jonge vrouw zitten (ze waren natúúrlijk getrouwd). Opeens werd het hem duidelijk: deze jonge vrouw is een beter mens dan de non. Haar leven stond volledig in dienst van de ander, ze ontleende haar hele identiteit aan de ander, en daarmee is ze Christus gelijk. Er schuilt meer liefde in deze ene vrouw dan in de hele kerk en de bijbehorende geestelijken. Paul had het kunnen uitschreeuwen, maar fluisterde het met hese stem voor zich uit. Het nonnetje keurde hem geen blik waardig, maar sloeg snel een kruis, waarbij ze wel iets gepreveld zal hebben in de trant van “Vergeef het hem, hij weet niet wat hij doet.” Maar Paul wist heel goed wat hij deed, nog nooit had hij zulke heldere gedachten ervaren. De trein hobbelde door en lang nadat het nonnetje was uitgestapt vielen Paul en Julía in slaap.

De reis eindigde in Napels, waar Paul het appartement van de kunstenaar opzocht die hij kende. Een vriendelijk lachende man deed open en nodigde hem meteen uit om binnen te komen. Paul vertelde zijn wedervaardigheden en de man begreep wat hij nodig had. Hij kreeg een aanbod om voorlopig in het huis van de kunstenaar te wonen op één van de kamers waar nu schilderijen waren opgesteld. In ruil daarvoor zouden hij en Julía het appartement onderhouden en voor de maaltijden zorgen. Zo gingen enkele weken voorbij, waarin Paul en Julía bij konden komen van hun ontzettende avontuur. Op een avond was Paul met Luigi naar een concert van Vivaldi, en waande Julía zich helemaal alleen. Ze ging achter het bureau zitten van Paul en nam de pen ter hand. Ze kende wat Engelse woorden, die ze van één van de langejassers had geleerd. Deze wilde namelijk de vulgariteit van zijn hoerenloperij verhullen door voordat hij zich overgaf aan zijn sexuele lusten met haar Engelse literatuur te lezen. Op die manier hadden ze Hemingway en Steinbeck besmeurd. Julía probeerde wat te schrijven en ze ging daar zo in op dat ze niet merkte dat de beide heren al weer waren thuisgekomen. Toen Paul de kamer binnenkwam, schrok ze en de pen vloog uit haar handen, terwijl de inkt wegspatte en vlekken maakte op haar kleren. “What are you doing?”, zei Paul.

“I didn’t know that you…”

“Are you writing?”

Paul zei het zacht en het klonk liefdevol. Ze merkte dat ze was geschrokken omdat eigen initiatief haar door haar ‘master’ altijd heel kwalijk werd genomen.

“Yes, I…I was trying to write a little.”

“What are you writing?”

Ze had enkele letters gemaakt op het papier, en toen Paul ze ontcijferde herkende hij zinnen uit ‘For whom the bell tolls.’ Hij was verbaasd en heeft die avond naast Julía gezeten en toegekeken hoe ze schreef. Je kon aan haar zien dat ze hier iets had overwonnen: ze werd gewaardeerd. Ze had een eigen zelf dat initiatief kon tonen. Weken gingen voorbij dat Paul en Julía leefden in het appartement van Luigi, en ze ontdekten dat ze de wereld veel konden vertellen, maar dat ze toch beperkt waren: het allesverslindende rad van het onpersoonlijke kapitalisme zou gewoon door blijven draaien, ondanks hun bemoeienis. Daarom namen ze na een maand afscheid van Luigi en vertrokken ze naar een plaats waar ze alleen konden zijn, ergens. In een afgelegen dorpje betrokken ze een klein huisje waar ze mediteerden over hoe ze de wereld zouden kunnen verbeteren, maar vooral waren ze er in die dagen voor elkaar. Julía had al veel overwonnen, want ze had het goede in de ander en in zichzelf leren zien, maar er zat toch nog angst in haar lijf en Paul merkte dat. Als hij erover begon, trilde ze onwillekeurig. Pas na enkele weken begon dat af te nemen: de angst voor de natuur in zichzelf had ze overwonnen. En zo kon het dat ze op een avond voor het eerst bij Paul in bed kroop.

“Do you want to come?”

Geef een reactie