Mijn winnaar van de 10e Turingwedstrijd

Zoals ook in 2017 en 2016, heb ik een persoonlijke favoriet gekozen uit de top 100 van de Turing dichtwedstrijd: Het uur van de spreeuw van Iris Drenth

Het uur van de spreeuw
Het mooie meisje met de eekhoornoortjes en ik,
we spraken in haar kleine kamer bij onhandig licht
in courante termen van die tijd: postmodernisme,
fin de siècle, paradigmawisseling. Zij was Gaia,Chaos ik. Ontwikkeling van nieuw bewustzijn
en geboorte versus woekerende uitdijing, vermenig-
vuldigde herhaling van het enkel ding tot de n-de
macht, tot in de volste verte. Waarna implosie, stilte,nacht. Hoe je vroeger aan de dag moest voelen
wie je vandaag zou kunnen zijn, in welke holte
de tijd zich verstopte en waar je vrienden waren,
overal. In de Amstel inkt een kleine rimpeling,

de lichte trilling van een nieuwe dag. Een aalscholver
spreidt zijn vleugels en wacht af. Een kras een scherpe
tekening tegen de lucht van zeilende meeuwen in
hun vlucht, geen vermoeden nog van spreeuwen

die van onderaf de brug hemeldonkerend oorverdoven,
van horizon tot horizon, het water raken, opgeslokt
door golven, metershoog, muur na muur – het meisje
de kamer het lamplicht en ik, ópgegeten door het uur.

Goedemorgen patrijspoort. De ochtendmist verschuift
het bed waarin ik lig, de wind waait om een ander
schip. Zij heeft zichzelf herhaald in kinderen, verse
woorden voor een nieuwe mond. Mijn zinnen cirkelen

nog om hun punt, vogelvleugels fladderend – de kamer
barst zijn ruimte in. Mijn hand ligt op de koele tafel,
voelt het hout, weet de vorm. Ik ben hier, vandaag, al
mijn vrienden ergens, deinend in dezelfde stille storm.

Ik was gecharmeerd van de vorm en de enjambementen, vooral Zij was Gaia, / Chaos ik. Het beeld is me vertrouwd want ik heb zelf ook in kleine kamers met onhandig licht gesprekken gevoerd. De uitleg in de tweede strofe had voor mij niet gehoeven, maar ik snap waarom het er staat. Ik heb een zwak voor poëtische beschrijvingen van de thermodynamica, de beschrijving van de wet van entropie als strijd tegen de oprukkende chaos. Ik begrijp de ‘herhaling tot de n-de macht van hetzelfde ding’ als gebrek aan onderscheiding en orde, hoewel je ook aan fractalen kunt denken. Benieuwd of de dichter daarop doelde.

Het studentenleven met zijn volheid aan mogelijkheden wordt goed beschreven. Inkt als werkwoord vind ik een mooie beschrijving van het water bij ochtendgloren. De morgenvogels zijn best goed beschreven, hoewel ik niet goed begrijp wat de meeuwen hier doen.

“hemeldonkerend oorverdoven” vind ik overbodig en de twee horizonnen lijkt me overdreven. Maar het ís surrealisme, alles wordt opgeslokt in een moment. Het accent op de ‘o’ irriteert.

Met de patrijspoort wordt duidelijk dat we op een schip zijn; het kleine kamertje en de Amstelrimpeling worden duidelijk. De ochtendmist die het bed verschuift is een handige (maar enigszins kunstmatig aandoende) manier om een sprong in de tijd te maken. De hartsvriendin heeft kinderen gekregen. Intrigerend is dat ‘mond’ enkelvoud is: het zijn dus niet de monden van de kinderen maar de mond van de moeder die zichzelf heeft vernieuwd.

De herinneringen zijn traumatisch, overwoekeren de ‘ik’ als een zwerm spreeuwen. ‘de kamer / barst zijn ruimte in’ is iets geforceerd maar ik vind het mooi. De afsluiting met het volrijm vorm-storm is jammer en het mankement van dit gedicht. De terugkeer van de vrienden uit de derde strofe is fraai. Toen waren de vrienden overal en had de tijd zich verstopt; nu zijn de vrienden ‘ergens’. De tijd verstopt zich niet langer maar is een ‘stille storm’ geworden, waarin de ‘ik’ zich melancholisch op haar leven bezint.

Ik houd van de ambitie die dit gedicht aan de dag legt. Het herinnert me aan dichters als Daryl Hine and Galway Kinnell.

Gefeliciteerd, Iris!

Geef een reactie