Cursus gedichten verbeteren #29

Welkom terug bij de cursus gedichten verbeteren. Vandaag gaan we een modern gedicht over herinneringen te lijf.

het teveel van mijn herinneringen

ik liep met mijn dochter in het woud en ze was drie
Het woud blijft, wij vergaan.

Ze is groter nu, en we weten het te rooien
en het mooie van die wandeling
in het Boheemse woud, bij Schmilka
ze blijft als de wind die de tijd meeneemt.

Ik liep in wel honderd steden, sprak met duizend mensen
nam de boot naar Afrika, zag magie, zag gehavenden
at geit mee in een tent, doorwaadde een rivier
sliep in het hokje van een nachtportier.

Zo op de helft klem je wat draden vast voor een doorstart

En kijk, daar komt hij ook al aan, aapachtig en zwavelig
een klaploper van het eerste uur, een zeur waar je vanaf wilt zijn.

Maar ik lig net lekker Hein, en dit gedicht moet nog af
kom, doe nog wat water bij de wijn, en maak van de taal geen graf.

De regel ze is groter nu / en we weten het te rooien / en het mooie klinkt als een ballade. Zo’n ritme wil volgehouden worden. De herinneringen moeten in die stijl beschreven worden, en het moeten er veel meer zijn. Schrap de opmerking over de helft (van het leven). De dood wordt eerst degelijk gekarakteriseerd (aapachtig en zwavelig) maar het gedicht struikelt dan over zijn eigen voeten in de laatste strofe. De geforceerde wijsheid “maak van de taal geen graf” mag dan een voorname lading bevatten (in de richting van het gnostische ‘soma – sema’, het lijf – een graf), op deze plek staat het erg lullig en helemaal niet mooi. Om dit gedicht te transformeren in een mooie ballade over herinneringen moeten we het aanvullen en besnijden.

ik liep in honderd steden, sprak duizend mensen

zou een saaie opening zijn die de lezer niet kan boeien. Het gedicht wil beschrijven hoe iemand kan lijden onder teveel reisherinneringen. Het ligt dus voor de hand om een spoor van dat lijden zichtbaar te maken in de manier waarop er in het gedicht wordt herinnerd. Als auteur moeten we echt, live, herinneren, alsof we willen zingen maar de herinneringen elkaar steeds wegdrukken. De titel mag worden vervangen door een beeldrijkere, die het beter zegt.

een kabelbaan over de baai
op een zeilboot, toast, het tikken
van een trein door de toendra

de auto’s onder mijn slaapkamerraam
in een aarden hut in Kenia, over een
bergpas in de Andes, onder een olijfboom
slapend op een Grieks eiland, de geysirs
van Yellowstone, malls, stemmen

Dit is misschien een goede oefening, de lijst herinneringen is zo persoonlijk dat ik betwijfel of het als poëzie werkt. Het probleem is dat het thema van het gedicht gebiedt dat we ons niet op een enkele herinnering concentreren. Wanneer we de geografische namen weglaten, die opschepperig lijken, en het ritmische horten en stoten van het herinneringsproces nabootsen, krijgen we interessantere poëzie:

een kabelbaan die over een baai gaat of een zeilboot
op een draaimolen, een trein die door de toendra
tikt, auto’s onder mijn slaapkamerraam, een stem
uit een aarden hut die wegsterft op een bergpas
waar de wind huilt en huilt in een olijfboomgaard
en het geluid van schapen de zee mij overspoelt

Mmm. Het is niet genoeg. We missen de clou, maar die mag best subtiel blijven. De clou hoeft geen roestige nine-inch-nail te zijn; een subtiel spijkergaatje volstaat.

ik liep met mijn dochter in een bos en ze was drie
het bos blijft, wij vergaan

Het is geen slechte opening. De dichter moet zich bewust zijn van de sfeer die hij neerzet: met een neutrale opsomming duidt hij zakelijkheid aan. “Zakelijkheid”, is dat niet een goede titel? En om het objectieve aspect te benadrukken kunnen we het in de derde persoon zetten en consequent spreken van “de ik”, zoals ik saaie poëziebesprekingen!

mijn geest woekert aapachtig en zwavelig
alles blijft als de wind die de tijd meeneemt
stemmen van opgeloste gezichten dringen zich op
bezwerend tettert alles er door elkaar

Dit brengt ons, via rare omwegen, tot het volgende resultaat:

zakelijkheid

de ik liep met zijn dochter in een bos en ze was drie

de ik liep in honderd steden, sprak duizend mensen
zag magie, zag gehavenden, at geit mee in een tent,
doorwaadde een rivier, plaatste zichzelf in een kabelbaan
over een baai en als passagier in een zeilboot op
een oude draaimolen, in een slaaptrein die door de toendra
tikt, als de auto’s onder zijn slaapkamerraam waar hij weer hoort
hoe de stem uit de aarden hut wegsterft op een hoge bergpas
waar de wind huilt en huilt zoals in de olijfboomgaard waar
het geluid van schapen hem als een zee steeds uit de slaap stal
en hoe in zijn hoofd de stemmen woelden van alle gezichten die zich hadden opgelost

als alles in het bos

Zoals altijd is commentaar van harte welkom! Wees niet bang, dit is niet ‘de allerindividueelste uitdrukking van de allerindividueelste emotie’. Not even close.

 

 

 

Geef een reactie