Zonder titel

Wat voelen we wanneer iemands wereldverhaal, het narratief dat zij destilleert uit de vloed van informatie waaraan ze is blootgesteld, niet compatibel is met het onze? Is onze eerste reactie nieuwsgierigheid of haat, en is deze blind?

Ik luisterde naar een gemoedelijke podcast waarin de nieuwe garde intellectuelen van het Nederlands taalgebied de belangrijke thema’s van onze tijd bespraken. Rutger Bregman en Maarten Boudry waren het in grote lijnen met elkaar eens. De klimaatverandering is een veel groter probleem dan de islamisering en we zijn er een stuk beter aan toe dan in voorbije eeuwen, of op welk moment ook in de geschiedenis van de mensheid.

De smaken van de jonge mannen (soms ben ik jaloers dat ik op die leeftijd niet meer enthousiasme en interesse voor mijn vak, de filosofie, had. Ik was vooral bang dat anderen mijn gedachten zouden afkeuren, en die angst is verstikkend) verschilden over het fenomeen Greta Thunberg en Extinction Rebellion. Volgens Bregman is hun ‘onrealistische en extremistische’ boodschap nodig om de gemoederen wakker te schudden; Boudry denkt dat het een rationeel debat en het probleemoplossend vermogen van de samenleving in de weg zit. Ze waren het erover eens dat het ‘ecofundamentalistische’ wereldbeeld kon irriteren, al schatten ze het nut van die irritatie anders in.

Een voor de hand liggende repliek vanuit de gelederen van de eco’s is dat juist deze jongeheren fundamentalistisch denken: Boudry trekt het gebod van economische groei (i.e. eindeloze economische groei) niet in twijfel, en Bregman lijkt daarin mee te gaan. Natuurlijk, we moeten realistisch blijven en de moloch van de wereldeconomie lijkt ontstopbaar. Toch vond ik het intellectueel armoedig dat ze in hun debatje schielijk overgingen van het voorkomen (zoveel tot CO2 minder voor tweeduizend zoveel beperkt de temperatuurstijging tot 2 graden) tot aanpassen (de dijken konden 2 meter omhoog, en als dat niet lukt moeten we nieuwe steden bouwen en de Randstad prijsgeven aan de zee – Hauptsache: the party must go on).

Realpolitisch klopt dat waarschijnlijk wel, maar intellectuelen hebben de taak om de wereld te interpreteren, niet slechts de politiek mogelijke veranderingen te rechtvaardigen. We moeten, zoals Zizek ook zegt, Marx’ beroemde cliché omdraaien en onze leefwereld, inclusief haar dogma’s, scherpzinniger interpreteren.

Greta Thunberg en Extinction Rebellion stellen niet voor om de industriële civilisatie af te schaffen en terug te gaan naar een primitieve pre-agrarische leefstijl; er zijn mensen die dit wel voorstaan, en die zouden we met enig recht extreem kunnen noemen. Mensen die bijvoorbeeld weigeren in te zien dat een homo sapiens meer waarde heeft dan andere dieren met een vergelijkbare brain-body ratio, zoals de chimpanzee, de dolfijn, of het varken. Wat is onze emotionele reactie? Oprechte nieuwsgierigheid die uitmondt in een onderzoeking naar ons eigen specicisme, of haat omdat ze e ‘mythe van de menselijke suprematie’ in twijfel trekken?

Het intellectuele debat mag juist in deze tijd niet worden afgekort tot gebabbel over statistieken, technocratische oplossingen en of we iemands activisme smaakvol vinden. Misschien moeten we de ideologie opnieuw uitvinden, want niets werkt zo enerverend voor het intellectuele leven wanneer we twee ideologische tegenpolen met elkaar over de belangrijkste waarden, ja over onze identiteit laten twisten. Of – die ideologen zijn er al en we moeten ze alleen terugkopen uit hun rechtse think tanks en linkse instituten, om ze met elkaar op een podium te dwingen.

 

Een reactie op “Zonder titel

  1. Er zit geen duidelijke structuur in je verhaal. Het punt dat je wil maken komt niet goed uit de verf. Je zou er goed aan doen, “ten eerste” en “ten tweede” te gebruiken om je gedachten te rangschikken. Je observatie over de podcast was triviaal, namelijk dat het dogma van oneindige economische groei niet werd gethematiseerd. Wanneer je op grond daarvan betoogt dat intellectuelen zoveel mogelijk moeten proberen hun eigen paradigma te bekritiseren, zeg dat dan gewoon.
    Maar die zelfkritiek staat haaks op de twee ideologen die je in de laatste paragraaf opvoert, waarschijnlijk in een opwelling van nostalgie indachtig filosofische debatten tijdens de Koude Oorlog.
    Wat is nu de intellectueel die jij wenst voor de 21e eeuw? De kritische zelfverteerder of de dubbelster van oprechte ideologen?

Geef een reactie