er zaten eens twee mannen in een oud en grappig bootje
de een die at een appel op
de ander at een broodje
er zaten eens twee mannen in een oud en grappig bootje
de een was netjes aangekleed
de ander was in zijn blootje
er zaten eens twee mannen in een oud en grappig bootje
de een hield van veel nettigheid
de ander maakte een zootje
er zaten eens twee mannen in een oud en grappig bootje
de een wees op de grote wc-emmer
de ander nam hem in het ootje
er zaten eens twee mannen in een oud en grappig bootje
de een was wedstrijdzwemmer
de ander baadde weleens pootje
er zaten eens twee mannen in een oud en grappig bootje
de een was sterk en ook nog sluw
de ander kon niet tegen een stootje
er zaten eens twee mannen in een oud en grappig bootje
de een gaf hem een flinke duw
zo legde de ander het loodje