Omdat ik me vaak verbaas over de harde taal- en cultuurgrens tussen Nederland en Duitsland, en wil bijdragen aan zinvolle uitwisseling van ideeën deze twee landen, vandaag op mijn blog een vertaling van een column van een bevriende filosofe uit Duitsland: Ariadne von Schirach.
Zijn objecten, machines of computers slechts dode materie of zijn ze op de een of andere manier bezield, en kunnen ze ons zelfs berichten sturen? Deze vraag stelt Ariadne von Schirach, en geeft ze verbazingwekkende antwoorden.
Een column door Ariadne von Schirach
Ik denk dat mijn printer het beste met me voor heeft. Natuurlijk kan ik het niet beredeneren, maar er zijn aanwijzingen. En akkefietjes. Zoals die keer dat hij (ik denk dat het een hij is) op de laatste pagina van een door hem uitgeprinte voordracht, ineens zo’n raar patroon liet verschijnen. De voordracht ging over de “medeplichtigheid van het zijn”, over de bezieling van de dingen.
Alles wat bestaat, bestaat in de tijd: het heeft een begin, een duur, een einde. Niet alleen materiële dingen, maar ook ideeën, gebruiken en instellingen kunnen zichzelf overleven. Culturen kunnen ten onder gaan, zelfs de hele mensheid kan dit lot treffen. Maar wat sterfelijk is, lééft. Door die gedachte ervaren we telkens weer verwondering in de mechanistische en controleerbare omgeving waar we maar al te vertrouwd mee zijn. Is het niet de grootste prestatie van de mens om te lijden onder vermoeidheid, verveling en ondankbaarheid in een universum dat zo uitpuilt van verwondering?
Misschien. Misschien is het ook onze grootste prestatie om werelden te scheppen die beheersbaar lijken, om dingen te produceren en processen in gang te zetten in een bezield universum vol wonderen. Maar het feit dat we ergens toe in staat zijn, betekent nog niet dat we het ook moeten doen – van kernbommen tot plastic schoenen, van worstfabrieken tot fracking. En sinds de tovenaarsleerling van Goethe weten we ook dat ophouden een ander verhaal is dan ergens aan beginnen. Het is precies dit gevoelige punt waarvan we ons opnieuw bewust zijn geworden sinds we hulpeloos toekijken hoe we de aarde blijven onderwerpen, hoewel we klimaatverandering ook kunnen begrijpen als een duidelijk en ondubbelzinnig antwoord van de natuur op haar aanhoudende uitbuiting.
De bezorgdheid over de aarde is niet nieuw. Al in zijn essay over technologie spreekt Martin Heidegger over de gevaren van technologische uitbuiting, terwijl volgens hem de mens de hoeder van de aarde is. Ik denk eerder dat de aarde de beschermer van de mens is en dat onze technologische expansie godzijdank gedoemd is te mislukken door de aanwezigheid van de anderen: de natuur, de dieren, de aarde.
We leren van deze anderen, en ze beperken ons. En het is aan ons om onze (technische) creaties op te voeden in plaats van ze als wilde honden op de wereld los te laten en ze vervolgens te berispen omdat de aarde kapot is. Maar we moeten ook met ze meevoelen, met al die grote en kleine machines, al die glasvezelkabels en serverfarms – en met de printers. Want – ik durf het bijna niet te zeggen – ik denk dat zij soms ook iets voor ons voelen.
Ariadne von Schirach: Glücksversuche. Von der Kunst, mit seiner Seele zu sprechen. Tropen Verlag 2021