Dingfest

voor sadà\exposadà

We zijn krijgsgevangenen van oud licht. Hoe
je zei
je zei
je zei

dat de wind loenst over een stervend veld
stijve vogels neerzeilen, ons bloed opstuwt in onze wangen,
het heelal hoereert voor niets.
We zijn de rotor in het oog van de stilte, koud-klittend
likkend aan het vont totaliteit
het aller-allernieuwste fonkelt koortsig als een diamanten karkas
onze botten-orde eist weltperformance. Heisa!
Logos zeilt op een wolk
dolkend door licht.

Routine: daden-orde kromt dooporde, we roetsjen in het vont, ontstaft de logolul.
Darm-macht balanst beeld-macht.
Een grijsaard sukkelt naderbij, begint uit alle macht te schrappen.
“Vergeef het hun! Vergeef hun het collectief!
Het is het boven-iets, dat zo’n scherpe geur verspreidt!”
Hij trekt nors een zwart vlies over het meer van onze angst,
onze botten-volgorde, onze daden-volgorde, onze pijn-eigenaarschap,
ons oppermachtig klein geweld. Alles vervliegt in het koperrood van een grote middag!
Tijd is het vloeiende, het hoerig gezang van de Lethe
dat wij horen in de gesp van de wet
al onze zonne-gedachten raken total loss, ons pathos is een regel in het grootboek van de dood
o je wilt er zo dronken van worden dat
iemands hand tenslotte geen ding meer is

Geef een reactie