Doe-het-zelf
Na zichzelf, met een witte lijn,
te hebben omkrijt, herrijst hij
van de plaats delict, hijst zich
stap voor stap in nieuwe voeten,
past zijn kuiten, dijen (als gegoten),
omgordt zich met een schaambeen
en een buik van genereuze omvang.
Stof daalt neer: zijn navel schudt hij uit;
zijn middenrif, zijn twaalfde rib
schragen hart en longen die hij inslikt
uit het niets, zo zonder mond nog,
zonder tong, alsof hij licht schiep
dat kortelings voorafging aan de zon.
Ontboezemt dan zijn borstkas, slaat
losjes zijn armen om zich heen, lijnt
zijn nek uit, stelt atlas en draaier aard-
en nagelvast. Staat als een huis.
Als kroon op het werk welt meesterlijk
het ravissante hoofd. Hoofd vol hersens,
hoofd aan barrels, waaruit hij ontstond.
* * *
Aan deze regels zijn tienduizend euro verbonden. Onno Koster is de naam van de auteur, die vermeld ik om eventuele aanklachten uit te sluiten. Maar vanaf deze regel is hij niet meer de auteur, o nee. Volgens de jury is dit gedicht ‘in alle opzichten onontkoombaar’, en volgens mij is het rommel.
Dit gedicht is geschreven in een land waar de vrije meningsuiting is verdwenen, en mensen regelmatig worden opgesloten vanwege hun denkbeelden (natuurlijk altijd keurig met het officiele, helemaal uit Amerika geimporteerde predicaat terrorismegevaar). Alleen al daarom is het voor mij, persoonlijk, zinvol om eens stevig van leer te trekken tegen dit potsierlijke vers.
Het merendeel van u zal denken “dat joch is stikjaloers, dat-ie zelf geen prijsje heeft gewonnen – dat-ie zelf geen balletjes heeft” en dat vind ik best hoor. Ik geef gewoon mijn mening omdat ik die nog nergens anders heb kunnen lezen.
Daar gaat-ie.
“Doe-het-zelf” wekt onontkoombaar het beeld op van Gamma en Praxis, de lezer moet denken aan bladblazers en kettingzagen. Dat doen we dan maar.
Een plaats delict en wit krijt. Er is iemand om zeep geholpen, en nu gaat hij “herrijzen”. O, jee, dit wordt een gristelijk gedicht. We lezen verder.
“stap voor stap in nieuwe voeten hijsen”. De poging tot een dramatisch beeld, daarvoor hebben we altijd respect, maar het werkt niet. “Stap voor stap”, hij is nog niet aan het lopen, hij probeert zich net samen te stellen.
“omgordt zich met een schaambeen”. Leuk! (dat kunnen jullie je niet voorstellen hè, dat ik sommige beelden gewoon wel goed vind, ookal ben ik bezig het gedicht in z’n geheel af te kraken). Normaal gesproken staat er “hij omgordde zich de lendenen met een witte doek” ofzo. We blijven bijbels.
“buik van genereuze omvang”. Valt uit het ritme, en het raakt me niet. De frase hoort thuis in een ander gedicht, of in de inleiding voor een dieetgids.
“zijn navel uitschudden” en stof dat neerdaalt. En iets met spare ribs. Een moeilijk beeld waar onze golem (u weet wat dat is?) wordt gevuld met ingewanden. Nu kunnen we even gaan puzzelen, er zijn speciale puzzelwoordenboeken. Het stof zou ergens voor kunnen staan, en dan de navel, eens kijken, de twaalfde rib past hier, en zonder tong dat slaat op, ja, en dan klopt dat ook met zeven horizontaal.
“licht dat kortelings vooraf ging aan de zon”. Mooi beeld (geloof me nou maar, ik ben niet zo’n cliché-criticus die nadat-ie eenmaal heeft besloten dat iets slecht is, er geen soep meer van kan trekken).
“zijn borstkas ontboezemen”. Pleonasme (technisch waarschijnlijk iets anders, dus walst u maar over mijn ironische kritieken heen), en het klinkt gewoon kut. Een borstkas kun je opzetten, volpompen met lucht en dan met een piepend geluid weer laten leeglopen. Kom op Onno, “ontboezemen” hoort in het poëziealbum van je nichtje.
“Losjes”. Bah.
We gaan “atlas en draaier aard- en nagelvast stellen”. Dat moest ik even opzoeken. Het gaat om botjes. Oh, wat goed gevonden. “Het staat als een huis.” Dat zal best. Een achterneef van me ligt in het ziekenhuis met een hernia. Die staat niet meer als een huis.
Duurt het nog lang? We zijn al bij het hoofd, dat meesterlijk welt. Welt? Nietes!
En we lenen een woord uit het Frans. Ravissant. Daarmee naderen we de climax: “hoofd aan barrels”. We nemen weer het puzzelwoordenboek ter hand. Barrels. Brent? Jan Huygen in de ton, en de ton die viel aan duigen. Dat klopt dan weer met de genereuze buik. Hoera, het klopt! Krijgen wij nu ook een prijs?
Zwaar hoor, zo’n gedicht lezen. En moeilijk, vooral moeilijk. Hoe voelen we ons na deze lectuur? Wijzer? Geconflagreerd? Ik dacht ’t niet.