Als mensen zich terugtrekken in de ‘ongerepte’ natuur, mensen met idealen of moeheid van wat ze als de elleboogcultuur, de rat race, of het hamsterwiel zijn gaan ervaren, dan heeft dat een bepaalde invloed op die natuur. Er wordt een bepaalde druk uitgeoefend.
Als het een eenling is lijkt de schade te overzien, tenzij men een auto gebruikt om in de natuur te geraken. Zij of hij zou in kleermakerszit mediteren, wellicht, en op de zachte mosgrond de indruk van zijn ronde billen achterlaten. Hij zou een slok water uit de beek durven drinken, en zijn meegebrachte lunchpakket verorberen, waarna hij het inktloze papieren zakje begraaft.
Bij twee mensen is het waarschijnlijk dat er naast deze d’echets ook een stukje rubber wordt achtergelaten, wat nochthans niet echt schadelijk is. Eventueel worden er wat takken gebroken, of een geringe hoeveelheid biomassa verplaatsen ten behoeve van het baltsritueel.
Groepen is een ander verhaal. Het lijkt een ongeschreven wet dat wanneer er een paar dozijn of een paar honderd mensen samenscholen, er veel meer wordt vernietigd dan wanneer er evenzoveel eenlingen zachtjes naar het ritselen van de blaadjes komen luisteren. Ronkende motoren, schellende radio’s, luidruchtig gejoel, chemische toiletten, flessen butaan- of propaangas, partytenten die lappen gras vermoorden, ballonnen, verfspray, sigarettenpeuken, wegwerpregenkleding – en zakken chips.
Hoe essentieel zijn de zakken chips? Is het mogelijk om een grote groep mensen op zo’n manier bij elkaar te laten komen dat het respect voor de natuur meer is dan een bullet point op een in elkaar geflanste powerpointpresentatie?
Ik ben bang van die groepsdynamiek. Maar misschien zijn er uitzonderingen. Boedhistische monnikken bijvoorbeeld, of de bewoners van de Amazone. Mensen die minder last hebben van wat wij ‘ego’ zijn gaan noemen?