Erfelijkheid

600px-Jacques-Louis_David,_The_Coronation_of_Napoleon_editWe kunnen alles nalaten. Er is geen object, geen idee, geen karaktereigenschap die we niet aan onze kinderen kunnen vererven. Alles kunnen we aan de generatie na ons doorgeven, zoals we alles van de generatie voor ons kunnen overnemen, met uitzondering van verse melk. Onze ziektes, ons geld, onze geestigheid – het gaat allemaal naar onze kinderen, of één van hen. Wanneer we geen kinderen hebben, bieden sommige decadente maatschappijen ons de mogelijkheid, bijvoorbeeld onze raspoedel testamentair te bevoordelen, zodat de hele zooi tenminste nog een paar jaar na onze dood in de familie blijft. Want het gaat om vasthouden, de erfelijkheid geeft ons de schitterende illusie dat we van alles en nog wat kunnen vasthouden na onze dood. Onze schim kan een daad stellen, een stempel drukken op nieuwe generaties. Die zullen nog lang na ons verdwijnen aan ons terugdenken.

We hebben een doos geërfd waarvan we geen idee hebben wat erin zit, en laten we hem maar op zolder zetten. Mocht het nodig zijn, dan weten we waar hij staat, maar we zijn nu te druk om hem open te maken. En zo verstoft die doos totdat we zelf oud zijn en gaat hij deel uitmaken van onze eigen nalatenschap. Onze kinderen krijgen de doos en zetten hem op hun zolder. Zo gaat dat zeven generaties achter elkaar door. Dan is er een erfgenaam die krap bij kas zit en de doos maar opent. Hij vindt dan een briefje met het opschrift „geeft de lege doos door aan uw kinderen.“ 

Onze geïnstitutionaliseerde erfelijkheid is een mank namaaksel van de biologische erfelijkheid waarin we zijn ingebed. Die werkt zonder testamenten, zonder notarissen en zonder koffiepauzes. Dwars door ons heen, of we nu willen of niet. Ieder gen in ons lichaam is maar op één ding uit: zichzelf in stand houden. En of het dat nu in het vehikel van een mensenlijf of een fruitvlieg doet zal hem worst wezen. En hij hoeft niet eens mee naar het knekelhuis, om daar dan later uit weg te sluipen of zoek naar een nieuwe gastheer – hij laat zichzelf gewoon kopiëren tijdens de voortplanting, en is tevreden met de kans op een toevallige mutatie. Geen hoopvolle zoons en dochters die ooit in glorie zullen stralen, maar een exacte kopie dat hij door een soort dubbele ritssluiting-techniek van zich laat trekken. Dat is de harde, grimmige erfelijkheid.

Wij willen door onze nalatenschap zelf alvast iets aan de verbetering bijdragen. We laten dat niet graag over aan een anoniem proces van duizenden generaties en aleatische omstandigheden. En zo zijn we een stuk sneller, maar ook een stuk kwetsbaarder dan de natuur. Want de generatie na ons, die zich eigenlijk met die erfenis kan concentreren op het wezenlijke dat we alvast voor haar hebben uitgezocht, moet zich zonodig emanciperen. Ze moeten voor zichzelf de illusie scheppen dat ze van voren af aan zijn begonnen. Iedere generatie is een Stunde Null, iedere generatie is de aanstoot van de geschiedenis. De vorige generatie kunnen we zien als speelbal van de historie, de vorige zevenendertig generaties voor mijn part – maar onze eigen generatie zal altijd een nieuwe aanvang blijven.

Maar we hoeven daar niet zo moeilijk over te doen. Want behalve de individuële erfelijkheid, die ons steeds krampachtiger in een bij voorbaat verloren krachtmeting met de genetische erfelijkheid doet treden is niet het enige middel. Als mensheid erven we de aarde en daar is genoeg aan te doen. Die kunnen we ook weer vererven. En het mooie is: het is verdomd relevant wat wij in de tussentijd doen. We zijn geen anonieme generatie zoals de genen van drosofila in een vergeten eon. We kunnen de planeet namelijk zomaar verklooien. Als het ons lukt – en dat lijkt eenvoudiger dan het is – om de planeet netjes aan onze kinderen na te laten, zijn we tenminste even oppas geweest. Als we ons dan ook nog een beetje verbonden voelen met de planeet, hebben we wellicht het gevoel dat we iets van onszelf nalaten. Iets gewichtigs.

 

Geef een reactie