Verdraagzaamheid is een provisorische deugd. Het is een deugd die we moeten proberen te overwinnen. Natuurlijk is het goed nieuws als we iets verdragen, in plaats van het te bestrijden. We moeten proberen het goede ervan te zien, zodat we het niet meer hoeven te verdragen. Want als zich steeds dezelfde kleine onhebbelijkheden herhalen volgt ooit de uitbarsting. Ons gestel is aan erosie onderhevig: neuspeuteren, hoerenlopen, bidden, alles wat een ander voor onze ogen doet kan vroeg of laat op onze zenuwen gaan werken. Alles kan onverdraaglijk worden. Verdraagzaam zijn we tegen onze buren die harde muziek luisteren. Wie zegt dat hij verdraagzaam is tegenover homo, kleurling en andersdenkende, bedoelt dat hij iets te verdragen heeft, dat hij het er zwaar mee heeft. Verdraagzaamheid is in onze cultuur gestiliseerd tot een elegante deugd, maar het is eigenlijk een masker waarachter een hoop onverwerkte xenofobie schuilgaat.
De verdraagzaamheid is een passieve deugd. Ja-zeggen, ergens enthousiast over worden, met eigen initiatieven komen, een loflied aanheffen, dat doen we niet met iets dat we slechts verdragen. Er is genoeg dat we moeten verdragen: klieren op school, bronchitis, mazelen, afwijzingen, de dood van mensen die we liefhebben, de zekerheid van onze eigen dood, en ga zo maar door. Allemaal min of meer onvermijdelijke dingen die ons te wachten staan. Als we elkaar verdragen, houden we elkaar voor min of meer onvermijdelijke dingen waar we toch ooit doorheen moeten. Maar we kunnen ontdekken dat dat onvermijdelijke zich in ons hoofd afspeelt, en dat wat we denken te verdragen aan onze buren, slechts een gemakkelijke karikatuur van hen is.
Verdraagzaamheid is een begin en een gevaar. De Vreemde moeten we met verdraagzaamheid tegemoet treden, maar als we hem dan verdragen moeten we ons afvragen of hij ons niet kan bekoren. De exotische dansen die hij met zijn naasten danst, half gesluierd of half ontbloot, de muziek waar hij naar luistert waar we erg aan moeten wennen, de sterke walm van knoflook of oriëntaalse kruiden die altijd om hem heen hangt, de vettige oranje stip op het voorhoofd van zijn schuwe dochter, de zangerige toon die hij aanslaat als hij bij de kassa te weinig wisselgeld terugkrijgt – natuurlijk verdragen we deze dingen. Maar we moeten ze nader beschouwen en er een paar uitkiezen die ons kunnen verrassen. Laat ons niet stil staan bij de verdraagzaamheid. Het is de acceptatie van een status quo die we eigenlijk moeten overwinnen.
Hebben we dat eenmaal vastgesteld, is ons eenmaal bewust dat de verdraagzaamheid moet worden afgelost door iets beters, dan kunnen we met minder theatriliteit allerlei dingen verdragen. Het is makkelijker om je te houden aan een provisorische deugd, dan aan een deugd uit een heilig boek. Er hoeven geen verhitte discussies over te worden gevoerd; het is geen pad naar de Verlossing, maar een bescheiden hoffelijkheid, een aangename omgangsnorm. Verdraagzaamheid doe je gewoon als je hebt begrepen dat het een lapmiddel is.
„Verdraag je mijn boek, dan zul je mij ook verdragen“ schreef Nietzsche boven zijn gaia scienza. Hij bedoelde natuurlijk, dat als we vriendschap sluiten met zijn boek, hij ook zelf onze vriend kan zijn. Laat ons op de vriendschap drinken. Hef het glas op mijn boek, en je zult het ook goed met mij kunnnen vinden. Je kan toch wel wijn verdragen?