werkkamer, een impressie
aangeschreven flarden papier
hij is verbruikt, denken we
we zien zijn muren zwijgen
steken het mes erin van onze observatie
ze zwijgen omdat hij waant dat ze schateren
we draaien onze nek om, en daar zit hij
een vlezige tong duwt hij tegen zijn tanden
hij die de woorden aanrandt, en ze redt van ouderdom
deze dichter
het belang van betekenis, daar gaat het weer eens over
hij is al bezig zijn belang te ontkurken
we beluisteren het klokken van de wijn
en wanneer ik mijn wapen opnieuw door zijn
semiotische vliezen ram
het niets en het alles in elkaar laten doorschijnen
met geweld prik ik het aan zijn revers
hij gromt herkennend
dat waren zijn uitspraken, die hem de meiden bezorgden
de mopsen
hij bedreef de liefde met aanhalingstekens
kroop altijd weg in daarachter gelegen werelden
nu staart hij door een verrader
en hij veegt me te gemakkelijk weg