Een breed geaccepteerd voorwendsel om bijna alles plat te bombarderen is de veiligheid. En al mocht het appèl aan de veiligheidsbehoefte in abstracto niet werken, concrete beelden zoals live op elf september 2001 van bedreiging hebben een overredingskracht die zelfs de gewiekste makelaar in assurantiën als een onbenullige babbelaar doet voorkomen. Veiligheid is plotseling zichtbaar gemaakt door haar tegendeel, de brandende megalomane tweelinglucifers tegen de doorrookte skyline van de stad van de vrijheid. Het tegenovergestelde van die bittere ellende, van die gruwelijkheden die iedere theodicee tarten, die smerige grijze walm die zich in onze huiskamers binnenvreet, die levensverachtende extremisten die vriendelijk glimlachend door de controlepoortjes wisten te komen, die brandende, vliegende, verkoolde, en niet meer identificeerbare lijken, het tegenovergestelde daarvan, dat is de veiligheid.
Het motief kan iedere analfabeet in een handomdraai worden uitgelegd. Mondige burgers, intellectuelen, vrijmetselaars, couch potatoes, allemaal scharen ze zich gewillig achter de politiek die de grootste veiligheid belooft. Bombarderen bij verdenking van terreur, willekeurige controles van mensen met een stoppelbaard en een Arabische teint, een stad afsluiten om een 19-jarige nerd op te pakken, onschuldige gezinnen doodmaken met automatische vliegtuigjes, astronomische miljardenuitgaven voor het leger, allemaal mag het uit naam van de homeland security, van de veiligheid.
Cynici komen met statistieken, de kans op terreur is nog altijd kleiner dan de kans op een doodgewoon auto-ongeluk of een stroomstoot door een defect koffiezetapparaat. Maar de veiligheid die becijferd wordt met statistisch vernuft, is geen auratische veiligheid. Ze is niet exotisch genoeg, en niet absoluut. Absolute veiligheid is onmogelijk, maar dat houdt de belofte ervan deste levendiger. En die belofte is de president, die de terroristen belooft uit hun holen te roken. Dat de veiligheid reëel gesproken aanzienlijk zou toenemen, wanneer dezelfde president met bepaalde lieden de vredespijp zou roken, is een uiterst onpopulair idee. Veiligheid is nooit totaal, net zomin als vrijheid, en precies daarom kan een regering er een kaartenhuis van beloftes op bouwen. Het gevoel van veiligheid is net als vrijheid een valuta, die naar behoefte kan worden bijgedrukt. De burger wil er meer van hebben als je hem vertelt dat hij er meer van kan bezitten. Veiligheid is een vrijbrief, onaanvechtbaar voor critici, die zichzelf voor achterlijk verklaren omdat ze „hun eigen kinderen moedwillig laten ontvoeren“. Een goed redenaar heeft hier vrij spel. Alles voor de veiligheid. Autogordels altijd, vingerafdrukken in het paspoort, auto’s die niet starten als ze een alcoholwasem detecteren, chips onder de huid. Controle in de achteruitkijkspiegel, universele controle door de Staat.
Veiligheid is door de helse terreur en de draconische reactie erop geërotiseerd. Het is geil, voor de veiligheid te vechten. Het is geil, zich Bin Laden voor te stellen in een grot, de Grote Wederzaker van onze veiligheid, en er bommen en granaten op af te schieten zodat hij eruit wordt gerookt en als een boze geest met een vuile rooksliert in de lucht verdwijnt. Het maakt de contouren van veiligheid weer zichtbaar, lang nadat de torens zijn geblust.
Natuurlijk is het gevaar reëel, dat ontken ik ook niet. Maar het gaat om het verslaan van de Vijand, niet om de veiligheid für jeden Preis. Tijdens de koude oorlog waren nonproliferatie-onderhandelingen noodzakelijk. Er ontstond een romantiek van James Bond, een mild vijandsbeeld. De mannen die zich met beelschone Helena’s en Natasja’s omgeven kunnen niet het absolute kwaad zijn. De terroristen worden wel als het absolute kwaad gezien, en jammer genoeg deels terecht ook. Bin Laden heeft geen vrouwen, want hij moet de dood representeren. Het is een mechanisme, een spel, dat de exorbitante defensie-uitgaven uit naam van de veiligheid zo ver kan uitrekken als de aandeelhouders willen.