Een symptoom van de eindfase van een beschaving is dat de “wil” van een angstige, gemanipuleerde, cynische meerderheid wordt doorgezet door een nog cynischere elite, tegen de (zogenaamde) minderheid die aan de hiërarchie gaat twijfelen.
De meerderheid vindt de afluisterpraktijken wel prima, de meerderheid vindt het strenge immigratiebeleid prima, de meerderheid is voor de maatregelen van de Centrale Bank, de meerderheid is niet tegen straaljagers.
Die “meerderheid” is een steeds moeilijkere, maar – vanuit het oogpunt van het systeem – noodzakelijke fictie. Wanneer de “grenzen van de groei” (Club van Rome) na 40 jaar eindelijk voelbaar worden, zullen opstanden niet te voorkomen zijn. Vooral mensen die weinig te verliezen hebben, die al jaren tot de verliezers behoorden, zullen lange marsen organiseren, sit-ins, wilde stakingen, huisbezettingen, fikkie stoken.
De enig mogelijke reactie van de gevestigde orde daarop is de politiestaat, maar zodanig dat “men” denkt dat dit de keuze van het volk was. Daarvoor zijn mediacampagnes van ongekende schaal noodzakelijk, de censor komt terug, commerciële zenders worden omgekocht. Kritische geluiden worden toegelaten, maar er wordt nauwgezet op gelet dat ze nooit te bedreigend worden. Ingewikkelde wetten maken het voor de oppositie steeds moeilijker om zich politiek te organiseren. “Democratie” draait ons een rad voor ogen, en is speelbal van het kapitaal. Manipulocratie (bestuur door de vertegenwoordigers van de gemanipuleerden) is een adequatere beschrijving.
De krachten die manipuleren zijn systemisch, en hebben niets van doen met samenzweringstheorieën in klassieke zin. Het is de macht van het geld. Als maatregel X wordt getroffen, vertrekt bedrijf Y en dat zou zo desastreus zijn voor de economie dat we dat koste wat het kost moeten verhinderen. Maar het moet democratisch lijken, dus worden dat soort afspraken achter gesloten deuren gemaakt. Cognacje, topman?