Salut

ruige repelstelen die bedelen langs afgesloten straten
doorwaterde vaarten vol onverlaten raar in de bol geschoten
paradijsvogelachtige, in zachte draaiingen verwachtige,
diender van het neerslachtige, geurend-machtige
wasemkruid. droomgrage vooruitsnellende dadengrage zuidenstroom
morgendivan vol frambozenhuidig fruitige vruchtverschuifsels
doorluchtig wuivende traagschreidende schaduwautoriteit
marsepeinen druiventros, losse woordenvlotter
hoor de eerste klanken het carpe diem
in de naijverige vroegte bij de karpervijver
de schemer verterende gemoedsrust
naast de lange schaduw van de eeuwigheid
hoor het meeuwengekrijs op honderd meter
tegen de platgehouden horizon
het dauwlandschap dat parelt als een hemel vol vissenogen
dat als een hel zich uitstrekt onder wereldbogen
in het licht van de onbedrogene gelijk
ijsschotsen drijvend naar de nieuwe wereld
de nieuwe dag in matgouden dageraden aangedragen
door vensters verbreid, jij tijdscherpe wekkervreugde,
heugdelijke opsta-stemmigheid, jij eerste zonlicht
jij liefdesvirtuose, envie en rose
jij zachte kleinseptimeklank
prachtig-ranke lijstermime
maxime van meerkleurigheid
vliedende beduidendheid dankbaar stemmende duizendvoud,
jij grote ogenschijn in opengeslagen wijdte,
die weet wat is betekend in de reikhalzende lisdoddes
wang aan wang langs de gaande stroom
gelaten dromend naast het koren staand
dadelhuid, gerimpeld in de droogte van de zon
vochtverloren alabaster, mooie overrompeling
jij authentieke, laatverstane krans
kromdraaiige beeldenbestormer wormstekig
schuins beziene overall reformers
vormvolle avondjapon-blossoming ja-flierige
buitenfluiters, gaandewegs beeldgietende vrijbuitster uit
overtuiging grandioze Hokuspokus echoloot-locus
van lieverlee verzakt met de zeebodem
triljoenen biddenden, voor hun liefde gewillig
willenden, wolpootjes saamgebonden hermitage
guitig opgestoken beeldschoon haar
lariefarie flikkend flakkende
snikkend snakkende hakkelaarster
vol bijgebleven blaggeraars ongezien
de duur voorbij gesneld in de
vallée sans règles, maar
lass ihn de toverdoos in sneeuwgrotten blaas
uit de kaars, morgen
is er weer een dag, het lijkt te lukken
flikflooiend met de resterende tijd
riemelrijmend tot de laatste dag
waarop lavendelbloesems geuren
stempelen we en paraferen
fluweeldoorvlochten wandtapijt bekleeddwaardig geelgespikkeld
bravoureuze grimgram, beetgepakte stoere mannendroom,
mozaiek van spiegelstenen vol matoranje traankristal
zelden nagemaakte tsarenfladderaar vol ingelegde
bladgoudkrullerijen en onverhulde boezemrijen
voorzichtig rijmende allesprobeerseres
drijfzand trotserende vrijgeleide
van nachtelijke rijkgekleurde wijkendheid
zinnelijk bezonnen leidraad van overdadige openhartige
tomeloos zarte Gegenwart-verwachtige –
speel! met onze magere melkige betekenissen
verdwarrel over alpenvelden de bloesems
voel je als een rond rotsblok verdwaald in de tijd
tussen kolkend water dat circuleert
blaasbalgen die groeien tussen het wier
of in wilgen flapsig-wakkere meisjeslachen
sproetenwangetjes halfbol half onzeker half beschreven
springveer van opgewektheid, abacus met rode kralen
kolkende regenzeeën laaiend zingend in eindeloze
verbiddelijk verkozen stairways over the top
blozende jeugd von hoe kom-je-erop
roodbloeiende middelgebergte-bloesem
langs het pad dat zich naar boven kronkelt
jij nooit vergeten lelietjes-der-dalen
steeds ontluikend, als de lentenatuur
wonder, spring op en maak ons deelgenoten
stuif ons aan de grenzen van wat zegbaar is
stuif ons aan de poorten waar we met een knipoog
manen aan met moeilijkste: de cirkel van vooruitgang
in onze eigen borst te sluiten

Geef een reactie