Ik doe toch eens spontaan, op vrijdagavond. Ik wandel in een koele nacht naar het RDA, “waar de hippies hun jointjes roken”. Het is een sociaal centrum onderaan een desolaat betonnen viaduct met een paar enorme groene planten ervoor, die garant kunnen staan voor de eerste drie dagen van de postapocalyptische voedselvoorziening. Ervoor staat de Zweed met de baard die een van de meisjes in onze casa slaapt, en er hangt een leuke kleine gitaar met een koord om zijn nek. We groeten elkaar hartelijk en ik check het interieur van het RDA door even stoer langs de barkrukken te lanterfanten. Het etablissement is leeg want het is al sluitingstijd, en ons gezelschap zwelt buiten aan tot een coherente groep die zich weldra genoodzaakt ziet om sporen van haar saamhorigheid aan te brengen op de gevels van enkele commerciële panden.
Er wordt een doos aardbeien in een container gevonden, die daarin door het personeel van de biologische supermarkt is gedeponeerd naar aanleiding van enkele verschimmelde exemplaren. Een van ons neemt de doos mee, maar na tien meter valt de zeiknatte bodem eruit en rollen de aardbeien over de stoep. Haar jurkje kleurt dieprood, en we verzamelen ons in een kring rond The great menstruator. Na een moment van verwarring is het ritueel in volle gang en graait iedereen zoveel aardbeien als hij kan uit de zoet bloedplas.
Aan de overkant van de straat ligt een dakloze onder een te klein stuk karton en ik loop op hem af. Ik vraag met een joviale geste of hij van morangos houdt. Hij maakt een afwerend gebaar. Laat mij hier maar liggen totdat er witte schimmel op mijn haren komt, het personeel weet wel wat hun dan te doen staat. Ik steek mijn barmhartigheid weer in mijn zak en keer terug naar de groep, die er intussen toe is overgegaan, de aardbeien tegen de grauwe wanden te pletter te smijten, en er ontstaat een lelijke vruchtengraffity.
Het is tijd om te dansen. Het barretje draait hippe elektroswing, de muziek waar ik zo zielsveel van houd. De DJ is onervaren en de overgangen tussen de plaatjes klinken als een uitgewoonde hoer die te lang wacht voordat ze haar prijs noemt, maar dat deert niet. Alors on danse. Ik spring op de helft van de dansvloer vóór de spiegels en word wild. Vader tijd schrok en deinsde achteruit. Het is eind jaren negentig en mijn swingende poten marcheren over het jachtterrein. Coördinaten. Een aantrekkelijke, maar te jonge mulattin met een pikant lederen rokje. Een man die sprekend lijkt op Nathan uit Ex Machina. Een dikkerd op witte bordeelsluipers die ik Maradona noem (en die zich later in een driewoordengesprek naar aanleiding van onze synchrone moves, inderdaad als Argentijn openbaart). Een kogelronde vrouw met wie ik het eerst dans, hoewel ik weet dat het een goedkope truc is. Een djembé, een tamboerijn en een cajón, waarmee we de makke beats af en toe oppeppen. Een glas rode wijn dat ze in Portugal tot de rand volschenken. En een mooie slanke blondine die zich onophoudelijk en vol overgave in een toestand van gelukzaligheid stond over te geven aan de ritmes. Ik had mijn prooi binnen tien seconden geïdentificeerd.
Een lange, slecht geschoren Duitse filosoof die over het nihilisme schrijft, zegt: “Die Braut ist nicht klein zu kriegen.”
De Portugese mannetjes handhaafden een respectvolle afstand tot Antigone, en ik heb zin om eens lekker de moedigste vent te zijn en ga iets tegen haar zeggen.
“You have a lot of energy” zeg ik.
Ik had genoeg tijd gehad tijdens het springen en trommelen om met die frase op de proppen te komen. Hij is niet vulgair, waar wel verdomd erotisch mits hij precies op het juiste moment wordt gepresenteerd. Hij verwijst naar wilde sexuele mogelijkheden zonder expliciet te worden. Het is een precieze gevolgtrekking uit de observatie van haar elastieken lijf, het enige wat we van haar kennen wanneer we haar voor het eerst in beschonken toestand op de dansvloer zien. Die energy gaat niet over haar uitzonderlijke doorzettingsvermogen bij de lectuur van theologische traktaten of het uitwerken van een bewijs van de laatste stelling van Fermat. Nee, de energy kan alleen naar haar driften verwijzen, en in het bijzonder de geslachtsdrift. Ik had zelf ook als een bezetene staan dansen, en duidelijk gemaakt dat het mijzelf ook niet aan energie ontbreekt. Maar het loopt tegen sluitingstijd. Dit schiet zo niet op, er moet een ruigere manier zijn om die energie kwijt te raken. Misschien kunnen we eens proberen onze ledematen tot verrekkens toe tegen elkaar aan te persen teneinde de ontketende geslachtsdelen onder het geweld uit te putten. Het was maar een voorstel, maar het lag, op doortrapt subtiele wijze, besloten in de vriendelijke opmerking dat ze zoveel energie had.
“You too”, zegt ze.
Ik glimlach en we dansen verder tot de bar sluit. Dan gaat ze zoals ik had voorspeld met ons mee naar huis in de taxi. Dat kost in Lissabon maar een paar Euro. De mysterieuze blonde vertelt in de keuken dat ze Portugese is met Iers bloed, en besluit vervolgens toch te verdwijnen naar haar vertrouwde squat. Ik vind het best. Dat is het voordeel als je prettig getrouwd bent. Je komt niet meer voor moeilijke keuzes staan, zoals tussen caoutchouc en chlamydia.
Een half uur later ben ik in slaap gevallen en we raken in gesprek. Ze noemt een eindeloze rij titels van Truffaut- of Bergmanfilms op waarvan ik met het schaamrood op de kaken moet bekennen dat ik ze nog nooit heb gezien.