Ik rijd van Olhão in de Oost-Algarve terug naar Lissabon. Er bevinden zich hoeren in de berm. Sommige exemplaren zitten gezellig op een plastic stoel, terwijl anderen een bruingebrand been in het gezichtsveld van de passerende automobilisten poneren. Ik rijd aan zo’n bronzen been voorbij en bedenk dat het ook een houten poot zou kunnen zijn. Die zou voor de liefhebbers even worden losgeschroefd, op het krakende triplex van het doorgeroeste bestelbusje waarin ze haar klanten gerieft. Ze staat hier omdat de kinderbijslag van haar hongerende kroost niet toereikend is voor haar verslaving, en gaat direct heroïne kopen van de karige beloning die haar ten deel valt nadat een trucker haar heeft uitgewoond.
Ik moet mijn oordeel opschorten. De filosoof Husserl beschrijft de epochè als belangrijkste methode om terug te keren naar de fenonemen zelf. Het fenomeen was een bronzen been met een juffrouw eraan, in de berm langs de IC 1. De rest had ik erbij verzonnen, en er bestaat een reële mogelijkheid dat zulks volkomen is gespeend van enig waarheidsgehalte. Oftewel: het kan gewoon onzin zijn.
Maar je van oordelen onthouden is niet zo eenvoudig als het lijkt. Het is makkelijker om geheelonthouder te zijn, dan mag je tenminste nog een mening hebben over al die zwakkelingen die te stom zijn voor het bevrijdende inzicht van de Blauwe Knoop. Die alcoholistenmetafoor bevalt me. Tijdens het rijden schrijf ik “drank” met een pen op mijn linkerhand – wat op zichzelf ook een mooie doodsoorzaak zou zijn geweest: een frontale botsing vanwege het op je hand schrijven van het woord “drank” achter het stuur.
We moeten zo vaak ons oordeel opschorten. Zo bestaan er auteurs als Coen Peppelenbos, schrijver van zowel een gay-soap genaamd “Tavenier 2: harde actie”, met een naakte Adonis op de flap, als een lesmethode Nederlands. Mijn fantasie slaat dan op hol. Ik vraag me af wat voor lesmethode dat gaat worden. Ik ruik Onraad Bukken-Huet. In een interview zegt de auteur het “spannend” te vinden om “gay mannen allerlei avonturen te laten beleven in een kraamkliniek.” Ik denk dan “gadverdamme”. Ik denk dan aan een liedje van Hans Dorrestijn (gefeliciteerd met uw 75e verjaardag, pik). Pedofilie is voor amateurs. Een echte hardcorenicht geilt op foetussen en gaat allerlei spannende dingen beleven in de kraamkliniek. De ogen van een foetus zijn na negen weken ontwikkeld – of ze dan al zaadvragend zijn?
Kijk, daar is het dus ongepast om te vroeg te oordelen. Misschien is het boek met de blote man wel een hele lieve parabel, een Petit Prince voor homo’s. En misschien is die Peppelenbos gewoon een aardige jongen, die wel tegen een geintje kan. De kans is aanwezig, dat dat in een van de triljarden parallelle universa inderdaad het geval is. We mogen dat niet uitsluiten, dat is epistemologisch onrein.
Want waarom gaat het nu eigenlijk, lieve mensen? Grappen en grollen, sillen en sollen – het is ook maar een tijdverdrijf. Ondertussen hebben we allemaal een aanvaring met de existentie, en bij de pechvogels onder ons is die zo rampzalig dat hun gelaat ervan verschrompelt. Maar geen van ons ontkomt eraan. Dat feit alleen zou ons moeten verbroederen en elkanders huid met wilde kussen doen bedekken.
De IC 1 voert noordwaarts vanaf Silves. Ik verlaat de Algarve en de vegetatie krimpt ineen tot enkele verwarde olijfbomen. De weg voert door een woestenij, met aan weerszijden een okergele vlakte die zich uitstrekt tot aan de horizon. Het leven is verdomd saai als we ons van oordelen moeten onthouden.
Je moet leven over je longen, jongen. Soms moeten we ons een oordeel aanmeten, dan maar ontrouw aan de fenomenen.
Een reactie op “Oordelen, oerdelen”