Twitter heeft de follower limit op 27 oktober dit jaar van 2000 tot 5000 verhoogd dus daar heb ik nog volop ruimte. Op Facebook zit ik al bijna vol en mijn andere sociale profielen kunnen ook nog een tijdje mee. En die beperkingen van de blauwe reuzen zijn ook volstrekt willekeurig. Morgen kunnen ze worden opgeheven zonder dat het de Corporations een cent kost. Het is de uitzondering die de regel bevestigt: op het internet krijg je alles altijd direct. Je komt niet eerst op een wachtlijst.
In het echte leven (toegegeven: zo’n onderscheid wordt steeds krakkemikkiger) is dat wel anders. De wachttijd voor een huurwoning in Amsterdam bedraagt dertien jaar. Wachtlijsten in de zorg teisteren het gezondheidssysteem en zijn een doorn in het oog van politici omdat ze niet met de gebruikelijke middelen kunnen worden weggewerkt. En dat is alleen maar het officiële wachten. De alledaagse neuspeutersessies in de rij voor de supermarktkassa; de eindeloze rijen die zich langs een dikke uitsmijter proberen te wringen aan de deur van populaire clubs; de files en stoplichten; de wonderlijke traagheid binnen de burelen van de ambtenarij; het wachten totdat die goede film eindelijk begint.
Een groot deel van ons leven bestaat uit wachten. De meeste ruimtes waarin we dagelijks verblijven zijn welbeschouwd wachtkamers. We wachten op dingen die zelf in een oogwenk voorbij zijn: een orgasme, een bloedprik, de bel, de eerste stapjes van ons nageslacht, het ja-woord. Als opiniemaker moet ik me zijdelings kunnen inleven in de gemiddelde burger en om die reden plaats ik me bij deze vrijwillig op een wachtlijst voor columnisten.
Zodra er ergens een plek vrijkomt in een badmintonclubblad of wijkcourant kan die met mijn beschouwingen worden gevuld. Ik probeer er ondertussen iedere week eentje te schrijven terwijl ik op mijn wachtlijst sta. Misschien dat ik de wachttermijn vastleg op negenennegentig jaar, dan kan ik in die tijd lekker doorwerken en over een eeuw hebben deze columns eindelijk een eigen thuis.