Terwijl de rest van de wereld zich larmoyant voorbereidt op de nieuwe Amerikaanse regering, probeer ik van een merkwaardige obsessie af te komen. Schrikt u niet, ik ben niet het type dat dames met een onweerstaanbare wipneus tot in steegjes volgt of een moord zou doen voor Colombiaans niespoeder. Ik zoek narcistische zelfbevestiging in het eindeloos manipuleren van pixels. Wat ik op mijn scherm zie wanneer ik dit blog open is nooit mooi genoeg, het maakt niet uit hoe vaak en hoe nauwkeurig ik alles aanpas. En wanneer het er een keer precies zo uitziet zoals ik het had gewild, wil ik ondertussen weer wat anders.
Het gaat hier uiteraard om een copingmechanisme waarbij we ons objectieve criteria voor de esthetische vorm inbeelden – zodat we ons wat de inhoud betreft in zalige relativiteit te kunnen wentelen. Deze dwangmatige neiging kan extreme vormen aannemen. Zo zat ik twee nachten geleden met mijn laptop op schoot in bed en manipuleerde .css en .php-bestanden tot half zeven. Chronisch ontevreden, maar in het bezit van de vitale illusie dat er een optimum bereikbaar is, onveranderlijk tot in alle eeuwigheid. Dit optimum had vroeger alles met god te maken – vandaag gaat het om de esthetiek en modaliteit van onze communicatie.
objectieve criteria voor de esthetische vorm inbeelden – zodat we ons wat de inhoud betreft in zalige relativiteit te kunnen wentelen
Hoe dieper het relativisme zich in onze cultuur nestelt, des te belangrijker wordt de vorm van zijn non-boodschap. De vitale illusie wordt vervangen door een ongezonde obsessie. Het geloof in een ultieme verlossing wordt vervangen door de hard drug van sociale erkenning. Konden we vroeger nog stralen van enthousiasme omdat we een betoog hadden gehouden en we met onze argumenten een stap dichter bij god waren gekomen, nu staren we niet omhoog naar de hemelen, maar voor ons uit naar onze beeldschermen, die ons voor de waarheid behoeden, dat er geen objectieve criteria voor onze gedachten bestaan.
Een filosoof, met wie ik vorige week een lang en prettig gesprek had in het kader van mijn eventuele tewerkstelling bij een educatieve instelling hier in Seoul, vroeg me na een filosofisch angehaucht debat over Karl Popper, atheïsme, multiculturalisme en altruïsme, of ik hem misschien met zijn pixels kon helpen.
“Weet jij toevallig hoe je in WordPress het lettertype van het menu net een tikje groter maakt?”
Het is geen onaangename gewaarwording, wanneer we mogen beseffen dat we niet de enige zijn. Ik had hem willen omhelzen en op zijn beide naar mij toegewende wangen willen kussen.
“Ik ook! Ik ook!” had ik willen uitroepen. “Ik worstel zelf ook dagelijks met pixels en browsers en stylesheets en html. Het is een ongelijke strijd. Af en toe behaal ik een Pyrrusoverwinning, maar ik weet dat de pixels zich op mij zullen wreken. Vroeg of laat zullen ze, als zeurende peuters, te kennen geven dat hun marges en kleuren niet deugen, om maar te zwijgen van de browsercompatibiliteit.”
Na zo’n ontlading zou hij dan de computer hebben aangezet en we zouden samen tot diep in de nacht hebben geprogrammeerd, met tranen in de ogen van oculaire uitputting, maar ook van kortstondig zaligmakende erkenning.
Maar dat kan natuurlijk niet. Het diepste publieke geheim van onze tijdgeest kunnen we aan onszelf, maar niet aan elkaar verraden.