Vervloekte hoop

Na mijn wekelijke séance bij een Koreaanse tandarts (het is iedere week een andere, totdat het probleem is opgelost) stond ik buiten met de smaak van bloed en hoop in mijn mond. Omdat zo’n tand verdomd dicht bij het brein zit, had ik door dit zenuwenleed de laatste maanden aan scherpte en ironische distantie ingeboet. Ik was een dull boy geworden die de wereld zo zoetjesaan begon te vervloeken en de hoop nog het meest.

Maar hallelujah, hier zit ik dan toch maar weer, met sterke koffie en Arnold Schönberg’s Verklärte Nacht als arbeidsvitamientjes, om een column te tikken waar de censor met z’n fikken vanaf blijft. Ik tel mijn zegeningen: ik heb afgezien van mijn latente socialisme, geen permanente hersenbeschadiging zoals die arme Nouri van Ajax. Ik ben nooit neergehaald door een BUK-raket of een lelijke columniste met de volgesnotterde zakdoek van Frans MH17 Timmermans op d’r kop gedrapeerd als ‘statement’ (op de wetenschappelijke publicatie vrouw.nl schaamt men zich omdat Hanina ‘haar hoofddoek is’).

Het is nog steeds komkommertijd en Hanina Asjemenou was een makkelijke prooi. Het mens mocht op televisie tekst en uitleg geven voor een slecht geschreven column in het AD waarin ze iets had geschreven met de strekking dat ze niet treurde om de slachtoffers van de MH17-ramp (ik heb het uit de meest betrouwbare bron: Twitter, want ik lees zoiets natuurlijk niet). De rapen waren gaar en uit de gelederen van grappend Nederland kwam het ene na het andere mannetje naar voren om deel te nemen aan de publiekelijke bukake waar mevrouw Ajarai het lijdend, edoch niet slikkend, voorwerp van was.

Hij mag het zeggen: de Don is groot genoeg geschapen dat hij bij autofellatio zijn nek niet breekt.

Dergelijke metaforiek kan maar door een figuur zijn geïnspireerd. Onze Don Tuur, grootmeester van de obscene lach, schreef erover in de tandeloze HP de Tijd. Hij zit op veilige afstand in de Algarviaanse zon, en heeft dus net als ik vanuit homogeen zuipland Korea waar hoofddoekjes nog écht opvallen, makkelijk praten. Tuur sprak mij aus der Seele toen hij schreef dat een goede columnist moet sarren en rellen, dat het niet uitmaakt of ze links of rechts is; dat de vorm belangrijker is dan de inhoud. Als voorbeeld voert hij zijn eigen cursiefjes in De Volkskrant en HP de Tijd aan. Hij mag het zeggen: de Don is groot genoeg geschapen dat hij bij autofellatio zijn nek niet breekt.

De taak van de columnist is om de publieke opinie een stapje voor te zijn, niet om deze na te praten. Mob justice en BUKake zijn een alleraardigst tijdsverdrijf tijdens de vrijdagmiddagborrel, maar zitten uiteindelijk de Schönschreiberei alleen maar in de weg. De inhoud mag dan tweederangs zijn voor de columnist, als hij niet goed is gekozen leidt het de aandacht af van de vorm. En dat is funest.

Mijn vervloekte hoop is dat er onder de nieuwe lichting columnschrijvers genoeg bekwame zielen zitten die schijt hebben aan hun eigen parochie, die met een mooi Hitchensiaans woord ‘contrarians’ zijn. Ja, dat ze zelfs weleens van mening durven veranderen (stel je ter vermaak voor dat Anne Fleur Dekker de Foutainhead van Ayn Rand leest en dientengevolge haar hele verhaal bij DWDD omgooit). Geraffineerde columnisten die het aandurven om enige zelftwijfel aan de dag te leggen en zich niet overgeven aan borstenklopperij zoals Ebru-‘ik ben de beste’-Toemaar. Capabele columnisten die niet schermen met het privilege van een minderhedencultuur of een mooi pigment, maar die de kunst en kunde van de retorica perfect beheersen.

Ik hoop dat zulke lieden een ‘podium’ of een ‘groter publiek’ zullen vinden, zodat onderbetaalde intellectuelen een baantje hebben aan het researchen van de semiotische disseminatie van hun opiniërend proza, terwijl ook Ali en Ochieng uit de Bijlmer er nog iets mee kunnen.

Ik hoop dat de Nieuwe Columnist ervoor gaat zorgen dat zijn lezers dusdanig gedesoriënteerd raken dat ze zich verslikken in hun Guatemalteekse arabica. Goede columnisten begrijpen polemos, de vader aller dingen. En hun ambitie reikt verder dan het twistgesprek van de dag. Ze schrijven voor de eeuwigheid.

Dalí is van de week opgegraven, omdat een vermeende dochter achter zijn fortuin aanzit. De patholoog-anatoom ontdekte dat zijn snor perfect was geconserveerd. Hij stond nog steeds op tien over tien. Laat columnisten dat nastreven, dat bij exhumatie van hun epistels, vele eeuwen later, ze nog niets aan stijl en geldigheid hebben ingeboet, zoals het de Romeinse columnist Cicero toch maar mooi is gelukt.

Geef een reactie