Iedere drie maanden maak ik een reisje naar het buitenland en dit keer was dat Macao SAR, in 1999 door de Portugezen, na meer dan vier eeuwen van koloniaal bestuur, teruggegeven aan China. Ik verwachtte een high tech casinoparadijs met fonkelende neonlichten en belachelijke hoteltorens, oesterslurpende familieleden van roekeloze dictators die in gepantserde limousines worden afgeleverd aan de blackjacktafels, een allochtone arbeidersklasse die in de schaduw leefde van de superrijken. Werkvolk dat de straten schoon hield en de wolkenkrabbers in de hoogte hielp, zoals dat in een oord als Dubai gebeurt.
De fonkelende neonlichten waren er. Iconische en uitbundig verlichte hotels ook (aan groene stroom doen ze niet, het is Chinese import, nucleair of kolen dus, of dieselgeneratoren). Ik zag een kitschige kopie van de Eiffeltoren en van Venetië, precies zoals in Las Vegas. Er stond ergens een Lamborghini geparkeerd tussen de hotels waar ik door mijn couchsurfing host werd opgepikt en gedropt in het oude koloniale centrum, voordat hij zelf naar acupunctuurles ging. Daar werd ik verrast door het oorspronkelijke Macao, waar de Portugese invloed heel goed zichtbaar is. Het plaveisel is Portugees: men heeft de beste experts over laten komen om de binnenstad te betegelen. De oude kerken, de ruïnes, de vuurtoren, het fort. De koloniale gevels. Er werd pasteis de nata verkocht door mensen die geen Portugees spreken en het woord ‘egg tart’ met een lelijk Chinees accent uitspraken. Bacalhau en Portugese vinho waren nooit ver weg. Op het knusse Praça Lilau, in het hart van het oude Macao, dacht ik verdomd, er is niets in dit plaatje dat verraadt dat we in China zijn. Ik had in de folder gelezen dat het contact tussen Oost en West in Macao het meest intensief was geweest, met een vitale mix van culturen als resultaat. Ik verzon een slogan, “where East meets West – best” en die ga ik te koop aanbieden aan het orgaan dat de scepter zwaait in Macao.
Aldus wandelde ik naar hartelust door de compacte binnenstad, samen met hordes Chinese toeristen uit Shenzen en omstreken, die ijverig poseerden voor het UNESCO-cultuurerfgoed. Ik hielp er een aantal met het maken van een foto, een hoffelijkheid die men sinds de uitvinding van de selfiestick steeds minder vaak aantreft. Omdat ik ’s nachts was gevlogen en had vergeten, te slapen, werd ik ’s middags door slaperigheid overvallen. Ik strekte me uit in de schaduw van een speeltoestel. Er waren een paar kinderen aan het spelen.
“Monster!” riep een Portugees jongetje, mij bedoelende, terwijl hij zijn vriendje achternazat op het klimrek. Ik vroeg hem hoe hij heette. João. Het was het enige Portugese gesprek dat ik had. Rond negentig procent van de bevolking van Macao is etnisch Chinees en spreekt geen Portugees, hoewel het nog steeds een officiële taal is in het territorium. Het monster hervatte zijn wandeling en besloot zich te ontspannen in café Falala, waar hij een uitstekende kop Portugese koffie geserveerd kreeg. Het voelde allemaal als een bezoek aan Europa, maar dan met subtropische luchtvochtigheid (80%) en iets meer Chinese toeristen.
Mijn Couchsurfing gastheer was een elektrotechnisch ingenieur die op het zuideiland woonde, in een reusachtige flat met marmeren vloeren, twee koelkasten en een bovenmaatse televisie. Er was een documentaire over ‘september 11’ en een over het uploaden van je geest en wat daar zoal bij komt kijken. Het ontbijt de volgende morgen bestond uit passievruchten.
Op mijn tweede en laatste dag wilde ik de vuurtoren en het praça Camões bezoeken, maar beide attracties waren ‘fechado’ vanwege de afgewaaide en afgezaagde takken als gevolg van een cycloon die enkele dagen daarvoor op het eiland had huisgehouden. In het park van Luís Camões, dat ook typisch Portugees aandoet, staat een gedicht gegraveerd dat ik wilde aanraken, maar dat mocht dus niet. Ik overwoog even om over de afzetting heen te stappen maar besloot dat ik het kleine poëtische heiligdom net zo goed kon googelen.