De grot van Lod

Wanneer je in Noord-Thailand op pad bent, doe je zoals iedereen en huurt een motorscooter voor 100 Baht (omgerekend een euro of 3) per dag. Zo ook wij, in het lieftallige maar door hordes gretige toeristen beknaagde dorpje Pai, drie uur haarspeldbochten ten noorden van Chiang Mai, de tweede stad in het Land van de Lach. We probeerden onze Honda uit in de paradijslijke vallei, die gecreëerd lijkt om bezoekers het gevoel van nooitmeerwegwillen in te prenten. We suisden langs palmbomen, papayaplantages, gemartelde olifanten met zware kettingen om de rechter achterpoot, pittoreske huisjes en kabbelende bruine riviertjes.

Het besturen van zo’n licht gemotoriseerd vehikel is voor mij een feestje, omdat ik het niet associeer met de naargeestige weg naar school toen ik zestien was. Ik bestuur deze dingen uitsluitend in tropische landen waar de helmplicht alleen op papier bestaat en men het leven niet zo serieus neemt. Zo besloten we om naar de grot van Lod te brommeren, een natuurwonder op vijftig kilometer afstand van ons vakantieoord. Welgemoed begaven we ons op weg en krulden de berg op tot aan een uitzichtspunt, dat in nevel was gehuld. Een slavisch stel vertelde ons dat het nog een half uurtje rijden was naar begeerde spelonken, en vervolgde dapper zijn weg. Het was begonnen te motregenen, en ik waande me in Zuid-Engeland op een slechte dag.

Het was koud en nat, de weg was lang. In mijn achterhoofd klonk een stem van vroeger, die me er met de beste bedoelingen voor wilde behoeden, mijn plannen op te geven. Al je hier omkeert ben je een loser. De loser die de grot van Lod niet heeft gehaald. Voor altijd zal deze afgang je heugen en wanneer je je aan deze dag herinnert zul je met een onaangenaam bitter gevoel denken hoe je hebt gefaald. Ja, je zult jezelf aanpraten dat je de schimmige Man van Lod bent, de man voor wie de afstand te groot was en die omkeerde halverwege de grot.

We maakten gelaten rechtsomkeerd. Met de kramp in de vingers en zonder om te zien daalden we af, de motregen tikte spottend op onze rode helmen. Gaandewegs maakte zich het gevoel van mij meester, dat we door deze voorzichtigheid een waardevollere overwinning hadden geboekt dan de saaie aaneenrijging van ‘zelfoverwinning’ en het verleggen van je ‘persoonlijke grenzen’. We hadden de glimlach van de ironie in de bol toen we in het regenachtige dorp terugkeerden.

De grot van Lod was vanaf die dag meer dan een aanvinkvakje op een bucket list.

Geef een reactie