Ik maak Miru graag met voorbeelden uit haar eigen belevingswereld vertrouwd met abstracte concepten. Toen ze van een vriendinnetje een knuffel kreeg van een sneeuwpop, zag ik mijn kans schoon.
“Hé Miru”, zei ik, “dat is een sneeuwpoppop.”
-“Een wat?”
“Het is geen sneeuwpop, toch? Want die is van sneeuw.”
-“Oh ja.”
“Dan is het dus een sneeuwpoppop.”
-“Haha! Sneeuwpoppop.”
Ze vond het leuk. Papa had haar aan het lachen gemaakt en was even sneeuwpoppoppopov. Of ze de betekenis van een ‘second level concept’ doorgrond weet ik niet, maar ze heeft er ieder geval al positieve associaties bij. Een pop van een pop, een tekening van een tekening, een verzameling van een verzameling, een dochter van een dochter.
Een pop is normaal gesproken een imitaat van een origineel, denk aan een barbiepop of een knuffelbeer. Bij een sneeuwpop bestaat er geen origineel dat niet van sneeuw is: de sneeuwpop komt in de plaats van het ding zelf. Daarom is het second level concept ‘sneeuwpoppop’ zinvol in het geval van de sneeuwpop maar niet in het geval van de barbiepop. De sneeuwpop symboliseert dat een bepaald type origineel altijd reeds imitaat is, dus een pop van de sneeuwpop is logisch eerder, maar chronologisch later dan de sneeuwpop. Een sneeuwpop is geen imitaat van iets dat eraan voorafgaat, maar gewoon een sneeuwpoppop van sneeuw. De mogelijkheid van een sneeuwpoppop geeft de sneeuwpop haar status als pop. Deze ontologische situatie is interessant omdat het illustreert dat het zijn van een ding niet altijd kan worden gereduceerd tot de tijdshorizon van zijn ontogenese.
Miru’s intuïtie heeft deze knullige woorden niet nodig.