Good riddance: Arnons voetnoten

Vriend en vijand zijn het erover eens: Arnon Grunbergs laatste voetnoot op de voorpagina van de Volkskrant is een heuglijk feit. Als wat hij achterlaat een zwart gat is, ben ik met liefde nihilist. Dat de tweeëneenhalf duizend schrijfsels die hij de afgelopen jaren produceerde taalkundig om te janken zo belabberd en intellectueel onhoudbaar zijn, is alom bekend. Feilloos vermochten de ‘voetnoten’ van de over het paard getilde literator bij mij irritatie op te wekken vanwege de opgeleukte domineestoon en het gebrek aan substantie.

Voetnootenarnon had zijn schrijversmaniertje, een soort kokette vrijmoedigheid en onbevangenheid met een politiek oersaai betweterig signatuur verpakt in geestdodend proza. Hevige diarree en dan schijten met de deur open, dat is het. Omdat je denkt dat je alles mag als je in New York woont. Arnon is vermoedelijk de slechtste karikatuur van Woody Allen, een uitbehandelde narcist die zich in zijn eigen neuroses heeft laten embedden. Hij schrijft niet vanuit het gruwelijk mooie, magische vantage point van de vernietigende ironie, maar vanuit de middelmaat van zijn waanzin zelf.

Ter afscheid riep Onan-Arnon de lezertjes in zijn oneindige goedheid op om de Meester na te doen en zelf ook een voetnoot te produceren, en voor die imitatio arni heeft hij waarachtig zeven regels opgesteld. Aan ons, zelfironisch tollende intelluelen, de taak om Zijn stenen tafelen eens door elkaar te schudden.

1. Vrijheid maakt het schrijven moeilijk. Beperkingen helpen de schrijver. De eerste beperking hebt u al binnen. De Voetnoot mag niet langer zijn dan 149 woorden. Nu wordt alles makkelijk.

Vrijheid is niet het ontbreken van een willekeurige beperking. Dat is gewoon vaag gelul. En wat Arnon in 149 woorden zegt is in volwassen proza bijna nooit een bijzin waardig.

2. Wees eerlijk. Het particuliere is geen te veel aan eerlijkheid maar juist een gebrek eraan. Niets ontziende eerlijkheid is altijd universeel.

Doktor in de filosofie Grunberg arnoneert er lustig op los. Merken ze toch niet. In dit heel particuliere geval bezigt hij universele flauwekul. Natuurlijk schrijven we over het particuliere, wat zullen we nou krijgen.

3. Denk niet: wat zullen mijn ouders, kinderen, buren, collega’s, vrienden, minnaressen en minnaars denken. Schrijf alsof u verloren bent. U bent ook verloren. Dat is een opluchting.

Natuurlijk beelden we ons een lezer in voor wie we schrijven. Arnon weert zich tegen die gedachte met als resultaat dat alle ‘voetnoten’ speciaal geschreven zijn voor Arnon zelf. En dat, waarde lezer, heeft desastreuze gevolgen.

4. Schrijf, zelfs al schrijft u hierna nooit meer, alsof uw leven er vanaf hangt. Dat doet het namelijk. Als niet, waarom schrijven?

Vervang het woordje schrijven nou eens met neuken, meneer de seksrabbijn. Waarom hè? Omdat we het lekker vinden. En omdat we graag iets van onszelf de wereld inslingeren. Iets waar verder niks vanaf hangt, want zo belangrijk is het nou ook allemaal weer niet.

5. Verwar de dood niet met ernst. De belangrijkste reden om te lachen is de nabijheid van de dood.

En de belangrijkste reden om te huilen? Wat zeg je nou eigenlijk? En wat heeft dit met stukjes hersendiarree op de voorpagina van de volksbode te maken?

6. Neem de relativering serieus.

Absolut wodka. Neem niets serieus, en zelfs dat niet, om een Hollandse schrijver te parafraseren die wel wat ruggegraat had.

7. Houd rekening met onverschilligheid en afwijzing, verwacht haat, hoop op liefde. Klaag niet. Schrijf verder.

Haat verwachten en op liefde hopen? Dat is precies wat religieuze extremisten doen. En regel 3 was dat je je geen flikker aan moet trekken van wat anderen denken. Je schrijft in het luchtledige en hoopt stiekem op erkenning. Het klinkt als een hysterisch en narcistisch spel zonder inzet.

Heerlijk, dat zeuren, maar genoeg voor vandaag. Ik wens jullie allemaal een creatieve en zonnige week. Volgende keer weer een normale column. Met meer dan 149 woorden.

Geef een reactie