Fietstocht door Nederland Week 2

Fietstocht door Nederland Dag 8
Familiebezoek in Groningen

Op de televisie werd toevallig de documentaire De achtste dag uigezonden, over de financiële crisis van tien jaar geleden. Indrukwekkende poriënfotografie van een zilvergrijze Wouter Bos, en mede-acteurs als Wellink, Trichet, Balkenende.

Wij werden wakker in een prinsesjeskamer tussen meerdere dunne dekentjes met hier en daar hondenhaar: heerlijk. Onze gastvrouwe Susanne Fuego maakte een lekkere dubbele Senseo (het merk kamiel choi is niet gelieerd aan het merk senseo) en we nuttigden enkele boterhammen met chocola. Ruim voor de lunch legden we de twaalf luttele kilometers naar Winsum af, door het Groningse landschap langs Adorp en Sauwerd. We stopten bij een groepje lama’s van zorgboerderij en B&B De Oude Nadorst, die Miru met belangstelling gadesloeg. Haar beertje Mini moest ook op de foto.

De Groningse fietspaden zijn prima, net als overal in Nederland. Neemt u dat aan van iemand die in Zuid-Korea woont, waar je hooguit wat recreatieve fietspaden langs waterwegen aantreft.

Als generale repetitie voor morgen, wanneer we ietsje meer gaan fietsen, zette ik à l’improviste een lied in en vroeg Miru om daar naar eigen smaak doorheen fe zingen. Dit leverde een fraai resultaat op dat haar mama Yeon Yellow-Duck Choi zeer kon bekoren.

Voordat we bij mijn oom Domien Verwer aan kwamen liet mijn kleuter zich nog fotograferen voor een kleine molen. Gewoon, omdat het kan, zegt de tijdsgeest van 2018 dan geloof ik. Mijn oom en Anne Post heetten ons van harte welkom en serveerden heerlijke broodjes. Dank jullie wel!

Er was een appelboom die geoogst kon worden. Enthousiast klommen we om beurten op de ladder en plukten vele kilo’s, een gedeelte op acrobatische wijze met Miru op mijn nek. Wat genoot ze van de momenten dat ze op de ladder mocht en papa niet de oren van z’n kop moest zeuren om deze weer te mogen beklimmen.

Des middags promeneerden we door het centrumvan Winsum, waar de vrouw van de reformwinkel (ik ben al op de gezonde tour en heb als 79er de midlifecrisis niet eens gehad) ‘vorm van uw hoofd’ herkende. Mijn oom en tante bleken er vaste klant en hoofdvormen zijn erfelijk. We vervolgden onze wandeling met drie jonge avocados en een sachet kurkuma. Miru begon haar beentjes te voelen dus we gingen terug, maar niet voordat we een veldboeket hadden samengesteld van paardebloemen, akkerdistels, haagwindes en zelfs die namen heb ik moeten googlen.

Na een gezonde vegetarische maaltijd mocht Miru de Lion King bekijken. Nu zult u zeggen: nou en? Wat is daar zo bijzonder aan? Wel: ten eerste was het een VHS-band en een mooie gelegenheid om haar het concept van terug- en doorspoelen te demonstreren. En doorspoelen moesten we omdat dit de laatste lichting VHS-banden was, dus stonden er veel reclames op om de vraag nog iets op te krikken. Precies wat we nu zien bij films op de kommersjele zenders. En ten tweede omdat ze gisteren van haar vriendje Yaron twee leeuwenkoninkjes had gekregen. Ze genoot van het simplistiese drama. De dood van papaleeuw was snel genoeg vergeten omdat Simba in de film zelf – floeps – opeens zelf manen heeft en hakuna matata chillt met Timoon en Pumba (nee Miru, niet het clowntje Bumba)

Ik bracht Miru naar bed waar ik geruisloosheid bewerkstelligde door haar te zeggen dat
Als je een beetje stout bent mag je even met de telefoon spelen.
Het was boven muisstil en ik oogstte complimentjes voor mijn naarbedbrengkunsten. Ik las nog wat geleuter in het prettige dagblad Trouw (niet gelieerd aan het merk kamiel choi) en we voerden een prettig gesprek, onder anderen over het fenomeen dat socializen, het voeren van prettige gesprekken dus, het verschil maakt tussen betaald erbieënbieën en met gesloten beurs couchsurfen.

Boven op de logeerkamer zag ik een schim wegduiken van mijn telefoon, waarop ik in een uurtje dit verslag van deze dag schreef.

Fietstocht door Nederland Dag 9
Leeuwarden cultuurhoofdstad

Een digitale thermometer langs de weg wees vandaag 30 graden aan. Heeft niks met climate change te maken, hoor ik de cynici niet roepen, die na aanslagen honend opmerken dat het niets met de islam te maken heeft.

We fietsten na een goed ontbijt en een hartelijk afscheid van Domien Verwer en Anne Post langs kleine dorpen als Garnwerd, Feerwerd, Ezinge, Oldenhove, Niehove door het stille, welriekende Groningse landschap. Ik had mijn zadel met een imbussleutel 2cm hoger gezet, en dit resulteerde in een aanzienlijk betere fietshouding. We gleden moeiteloos langs de weilanden en door de uitgestorven dorpen. Wanneer het in het leven moeilijk gaat, denkt u dan even aan die imbussleutel en de juiste beenhoek.

Loes Dissel schreef in een commentaar dat dit verslag iets weg had van Langs de oevers vande Yang-Tse. Vandaag reden we kortstondig langs de oevers van het Niehoofsterdiep en het Kommerzijlsterrijt, maar deze waterwegen bepaalden zeker niet op een elementair niveau het karakter van onze tocht. Dat vinden we denk ik eerder in de blijmoedige interactie tussen een vijfjarig meisje en haar 39-jarige verrückte vader.

Toen we in het dorpje Niehove pauzeerden omdat ik het bezoekerscentrum in een oude Groninger kerk van de stichting Oude Groninger kerken wilde bezichtigen, opperde een mevrouw dat Leeuwarden wel heel erg ver was.
Nietes, zei ik, met volwassen woorden.
De kerk en de oude zerken op het gras waren fotogeniek.
Die manende woorden van Och wat ver in de plaats van een positieve aanmoediging waren me al vaker opgevallen. Het kwam me voor dat alle Nederlanders, behalve de topsporters zijn gemaakt van peperkoek of het tenminste een fijn idee vinden dat hun buren dat zijn. Laten we daar verandering in brengen en de fysieke vermogens van onze medemens het voordeel van de twijfel geven.

Het was perfect fietsweer en bij een volgende pauze net over de provinciegrens werd ik tijdens een korte picnic overvallen door tamelijk ruw geluk. Miru leeft uiteraard ‘in het moment’, haar verwachtingen, zorgen en hoop zijn nog verrukkulijk primitief, wat evenwel betekent dat haar een andersoortig geluk ten deel moet zijn gevallen dan haar gekke papa.

We spoedden door Buitenpost en Hardegarijp, dat een saai gat bleek zonder pittoreske dorpskern met tirlantijnen en ijsjes. Miru is natuurlijk immuun voor dat soort teleurstellingen. Ze raakte niet uitgepraat over de zeeplucht van de uitgedroogde lavendelplantjes die we in de berm vonden. Weer hadden we het verschil tussen kind en volwassene speels in een beeld gevat: voor een grownup heeft zeep een lavendelgeur, en zelfs dat maar in enkele gevallen. Het kind geniet van zeepgeur in álle lavendel.

Leeuwarden is een prachtige cultuurhoofdstad. Na een obligaat kiekje voor de bronzen Mata Hari bezochten we Het Stenen Tijdperk (facebook.com/hetstenentijdperk), café en winkel voor tweedehands lego in de Kelders. Miru speelde solitair tot sluitingstijd terwijl ik poogde iets voor een nieuwe roman op papier te krijgen maar werd afgeleid door een foto van het Genovese schrijftafelarrangement van Ilja Leonard Pfeijffer.

Er bestaan meer dan 6000 talen, onderwees een oudere juffrouw mij, en er zijn 120 gebarentalen. Een Nederlandse en een Duitse dove begrijpen van elkaars taal net zo weinig als hun sprekende soortgenoten. Het Lân fan taal was onderdeel van het cultuurfestijn, en we neusden in een paviljoen. We waren net op tijd om Miru haar Koreaanse naam te laten schrijven op een stuk hout dat u vanaf morgen kunt bewonderen op het exterieur van dat moedertaalpaviljoen.

Spontaan nodigde Facebookvriend en collega dichter Ton van ’t Hof ons uit voor een espresso met digestief. Het werd een heerlijk open gesprek over levenswandels (is dat een correct meervoud?) Afghanistan (mijn gastheer diende decennialang de luchtmacht van ons land en schreef gedichten vanuit zijn bomveilige kamer in Kandahar – en dat is, aldus Samuel Vriezen, van een heel ander kaliber dan de embedded-Militärtouristik van een Arnon Grunberg), Zuid-Korea, poëzie en bij het afscheid kon ik mijn leeslijst met ettelijke namen aanvullen, bovenal van ’t Hof en George Oppen. Bedankt voor de prachtig uitgegeven bundel Dichter & andere dingen, een feest van conceptuele, experimentele dichtkunst, kundig ingeleid door dhr. Frank Keizer. Ik heb hem nog niet uit. Op pagina 29 trof ik deze regels uit het gedicht Chatten met Jabberwacky aan:
Niets blijft verborgen.
-Wel als je er naar op zoek gaat.

Helaas kon ik niet langer blijven omdat ik had beloofd bij een gastvrije host te verblijven, die ik via trustroots.org had opgeduikeld. Strikt genomen zou ik dus moeten schrijven “helaas wílde ik niet langer blijven”, maar dat zou de taal ontdoen van de patina der vriendelijkheid. Hoe dan ook, ik voelde me goed en dat kwam niet alleen door de geschonken elixer.

Leo van Straten is de belichaming van een perfecte gastheer. We spraken over call centers en chatbots (wie het leuk vindt probere hier op facebook Mitsuku zelf uit) en zijn aanstaande reis naar Iran. Uit Iran komen uitsluitend vriendelijke toeristen, dat vooroordeel koester ik al wat langer en het werd vandaag glansrijk bevestigd. That is the real news.

Miru leert naar schatting 3,2 keer sneller tijdens deze reis dan op school. Verkeersborden, grammatica, geografie, rekenen en empathie.
Hé waarom zit jij in een rolstoel? Vroeg ze vandaag omstreeks 18 uur aan een passant bij de buste van Piet Paaltjens.
-omdat ik niet kan lopen.
Maar jij hebt wel benen.
-maar die doen het niet.
Miru, zei haar vader, als een vogel zegt dat jij niet kan vliegen omdat je geen vleugels hebt, vind je dat dan leuk?
O, zei ze en we maakten ons uit de voeten.

Fietstocht door Nederland Dag 10
Leeuwarden, Franeker en Sexbierum

We hadden afgesproken in de Bak, een leuke koffietent in de voormalige gevangenis het Blokhuis.
Nee, ik wil niet naar de gevangenis, zei Miru. Het duurde voordat ze begreep dat de bestemming van het imposante gebouw kon zijn gewijzigd. In de Bak, waar het personaal shirts droeg met bet opschrift I’ll be Bak, en waar de koffie uitstekend zou blijken te zijn, ontmoetten we Henk Jr Rigter, een vriend uit de tijd dat we in Afrika waren. Hij zat er aanzienlijk langer dan wij (onze reden om het enorme continent te verlaten was de aantocht van mijn reisgezel, ‘made in Africa’ Miru). We spraken over de vrijheden van het freelancerbestaan. Een bakje koffie in de stad op de woensdagochtend zonder de hijgende adem van een baas in je nek, heerlijk. We spraken over schrijven voor geld en schrijven voor de eer. In de Vrij Nederland had ik net een bespreking van Harari’s 21 lessen voor de 21e eeuw gelezen: te generaliserend, te vaag, maar erudiet en leesbaar. Dat willen we natuurlijk allemaal wel, zoveel belangstelling voor onze woorden, zoveel aandachtige lezers die ons aanbidden en journaille dat het woord goeroe in de mond neemt. Nee, we doen het rustig aan, es kommt wie es kommt.

We hadden die nacht uitstekend geslapen en mijn hypochondrieklachten waren nagenoeg verdwenen. Goed zo, hoor ok mijn ideaaltypische lezer denken. Vertrouwen: niet Terlouws toustje door de brievenbus, maar een wildvreemde die jouw huissleutels bij zijn eenzame vertrek door de gleuf mikt. Het bestaat, ook in jullie stad.

We vermaakten ons die middag in de Friese hoofdstad met de exposities en installaties van het Lân fan taal. In de Prinsentuin waren aan weerszijden van de weg praat- en luisterpalen opgesteld, een voor schelden en een voor liefkozende woordjes. We voegden ons bij een dakloos ogend duo aan de kant van de lieve woorden. Miru nam haar stem telkens opnieuw op en gierde het uit toen de machine haar fragment afspeelde. Ik sprak met het duo over ouderschap, en oogstte welkome waardering voor mijn rondreisje. De mannen stelden zich voor als Perry en Ferry, een detail dat je niet verzint. Perry was donker (als dat de correcte term mag zijn) en had vroeger taekwondo gedaan. Ferry was tandeloos, droeg een neusbril en zijn armen waren gehavend, maar hij maakte een rustige indruk. Die had me niet bedrogen: na een vroege burnout, zwaar druggebruik en zes jaar op een bootje in de Friese rimboe, krabbelde hij terug en was voornemens weer te gaan studeren. Ik hou als ouwe romanticus van dat soort comebacks.

Miru en ik bestegen de scheve toren van Oldenhove, vanwaar het uitzicht over de stad niet slecht was, al was de toren met z’n 48 meter veel lager dan het lelijke Achmea gebouw van 114. Boven hielp ik drie Duitse dames met wat vertalingen can die lustigen hollandischen woordjes. Duitsers komen hier graag en de status van Europese cultuurhoofdstad werkte als een magneet. De mofrikaantjes bloeien weer, grapten de kameraden van Ferry, wanneer de eerste boten in april uit de bondsrepubliek kwamen overvaren.

Henk had ons een slaapplek in Sexbierum aangeboden, dus om een uur of half vijf reden we uit Leeuwarden weg. Prima fietsweer, lange rechte paden. Via Marssum en Dronrijp kwamen we in Franeker, waar het beroemde planetarium van Eyse Eysenga waar Erik Tjallinks me op had gewezen helaas al was gesloten. Na een kleine navigatiefout en nog 6 kilometer met een moe meisje achterop arriveerden we bij een leuk antikraakwoninkje in Sexbierum, ingebed tussen reusachtige broeikassen waar bijna alle paprika van Nederland wordt geproduceerd. Koop deze paprika. Sex, beer en bell peppers, ik zou het wel weten als reclamemaker.

Terwijl Miru kennismaakte met Shrek en Fiona zetten wij onze gesprekken voort, blij verrast dat we als licht gerijpte mannen een passie voor het schrijven deelden. En we maakten ook nog een pruimenchutney.

Fietstocht door Nederland Dag 11
Harlingen, Afsluitdijk, kop van Noord-Holland

Buienradar, het weerbericht voor mensendie feiten verkiezen boven interpretatie, liet een in de loop van de middag overtrekkend wolkensysteem zien. Tijdens het ontbijt (sterke koffie en stevig brood) opperde ik dat het een mooie gelegenheid was om Miru te laten ervaren dat ze een Hollandse meid is, zoals ze vroeger waren. Een beetje regen kan geen kwaad, davht ik en ze heeft haar poncho nog.

We vertrokken omstreeks half elf richting Harlingen en bezichtigden het stadje. Pittoresk, natuurlijk, maar ze lijken wel allemaal op elkaar die noord-Nederlandse stadjes. Het was pas toen we langs de kade reden dat ik iets unieks zag: een scheepswerf waarin een schip uit de Gouden Eeuw werd nagebouwd. Het handelde zich om een replica van het schip waarmee Willem Barentsz en zestien andere schepelingen de kop van Nova Zembla rondden in hun catastrofale expeditie van 1596-1597 om in opdracht van een predikant-cartograafde noordoostpassage naar India en China te vinden. Er was een klein gratis museum bij van ongeveer dezelfde afmetingen als het Behouden Huys waarin de mannen op Nova Zembla overwinterden. Een mevrouw kon er meeslepend over vertellen en omdat Miru zich op een kleurplaat had gestort volgde haar papa het verhaal tot het einde. Dat is pas een avontuur! Wist u dat toen de ijsberen tijdens de winter sliepen de poolvossen kwamen opdagen en Barendtsz’ mannen door hun vlees net genoeg vitamines binnen kregen? En dat ze later, toen ze na de dood van de geliefde kapitein Barendtsz in Rusland het plantje lepelblad ontdekten dat zo boordevol vitamine c zit dat de scheurbuik van de zeebonken genas? Of dat ze op de terugreis hun bekende Jan Cornelisz Rijp min of meer toevallig ontmoetten, die de helden terugbracht naar Holland, waar ze van Rotjeknor naar Mokum moesten lópen om daar van de Staten-Generaal te horen te krijgen dat ze geen 25.000 gulden kregen omdat de noordoostpassage niet was ontdekt (dat zou pas eeuwen later gebeuren).
De replica is toegankelijk voor leken en ziet er prachtig uit. De stichting schijnt er al acht jaar aan te werken, maar over enkele maanden staat de tewaterlating van de ‘Windhond’ van 5 bij 25 meter gepland.

Op de dijk richting Zurich zongen we vrolijke zeemansliederen en moest Miru met de nietsvermoedende schaapjes op de foto omdat haar vader dacht dat zulke kiekjes er nu eenmaal bijhoren. En dan: de Afsluitdijk waar ik Miru op had pogen voorbereiden. De langste dijk met aan twee kanten water! De sterkste gemalen van Europa! Symbool van de Nederlandse waterbouwkunde! Huzarenstukje van ingenieur Lely en talloze noeste arbeiders. De Afsluitdijk dus, was makkelijk te befietsen. Er zijn aan beide kanten grote sluizen die af en toe open gaan. Het verkeer moet dan even wachten. Hierdoor is de snelweg op sommige momenten helemaal leeg, wat de opzittenden van fietsen een magisch gevoel kan geven.

Het was prachtig om over die dijk te fietsen met de kleine meid in haar fladderende blause poncho achter me aan.

Het enige probleemwas dat ik op een gegeven moment, door vreemde knellingen aan het zadel, mijn penis niet meer voelde. Ik raakte weliswaar niet in paniek en het gevoel herstelde tijdens de onmiddellijk ingelastte plaspauze toen ik mijn wateren vrijzinnig langs de dijk sproeide. Toch begreep ik ineens waarom de geslachtsoperatie zo’n heftig moment is voor transgender mensen ( u weet: het zg. Transitieproces behelst veel meer, zoals gezichts- en stembandenchirurgie, hormoontherapie, psychologische ondersteuning – fantastisch wat ze tegenwoordig allemaal kunnen). Het voelt voor een jongetje echt raar wanneer-ie weg is en die ervaring zelf doormaken voegt iets toe. Ik ben het dus niet helemaal eens met een denker als Ignaas Devisch, die stelt dat we gebukt gaan onder een teveel aan empathie. Veeleer zet ik mij in voor een vorm van amor intellectualis, niet tot god zoals Middeleeuwse Aquinisten, maar tot onze medewezens van wie we kunnen veronderstellen dat ze net als wij voelende wezens zijn. Laat empathie de vrije loop maar temper haar door dagelijks na te denken en er met elkaar over te praten. Dat laatste gebeurt nu te weinig.

Het Monument van Lely, een bronzen beeld van zo’n statuur dat het al menig bezoeker tot een vergelijking met Vladimir Lenin zal hebben verleid, stond op driewart van de Dijk, we nuttigden er een vegetarische lunch (ik word vega-Jehova: dingdong mag ik met u over broccoli praten?) en ik sprak een vreemde aan om de reden waarom men in 2018 een vreemde aanspreekt, vanwege zijn wifi-hotspot dus. Davy van Breugel was charmant en verleende me onmiddellijk toegang tot het Internet. Toen ik onze couchsurfers jn Alkmaar geschreven had dat we eraan komen vertelde Davy dat hij uit Veghel kwam.

Nadat Davy en het internet waren vertrokken nam er een zwaarlijvig heerschap plaats in de knusse lunchroom op de Afsluitdijk. Geert van Waveren was een in Indonesië geboren gepensioneerde kinderarts die heel veel van de wereld had gezien. Van Nederland had hij geen hoge pet op en vooral het koningshuis was waardeloos. Hij had jarenlang veel geschreven en wilde met zijn aantekeningen over Indonesië nogwat doen. Ik vroeg hem daarop of hij Marion Bloem kende en toen hij daar ontkennend op antwoordde opperde ik dat hij haar eens moest ontmoeten. Miru was bijgekomen van haar gegiechel “die meneer buik is heel superdik papa” en kreeg van een ervaren pediatrician te horen dat ze een heel mooi kindje was.

Het hele mooie kindje liet zich door haar vader naar Alkmaar fietsen, waar Jaap en Karin ons vergastten met een heerlijke maaltijd en lekkere Kroatische wijn (ok Yeon Yellow-Duck Choi, Miru dronk ranja). De kilometers door de kop van Noord-Holland vergden veel van mijn rugspieren omdat ik een rugzak droeg, maar de inspanning deed me goed. Na 70 kilometer in de pedalen begon ik aan mijn in 2003 overleden moeder te denken. Hier bij mij achterop zit jouw kleinkind, Ilja, zei ik tegen het wolkendek waar de zon juist met geweld doorheen brak. En daar weer achter hebben we jouw stuurtasje gemonteerd, dat ook op je fiets zat tijdens je ongeluk. Nu zit onze proviand erin. Waterlanders welden op. Ik had deze existentiële emotie zelf opgewekt onder invloed van de softdrug die stevige lichamelijke inspanning is. Kijk, iedereen gaat op zijn eigen manier om met rouw en het is misschien een van de meest in het oog springende karaktereigenschappen.

Ik zal niet verder gaan met pretentieus gewauwel over de grote emoties die we in dit leven mogen ervaren. Ik hing mijn rugzak over het stuur, klemde mijn mobiel erop vast en volgde de paarse lijn tot aan het huisvan onze geweldige hosts. Er was een kamer voor ons met opgemaakte bedden en twee kaarten die de waarde onderstreepten van ontmoetingen tussen onbekenden en ons, onbekenden, een gelukkige levenswandel wensten.

Ik had ook nog naar Texel gekund, dacht ik. Dan had ik wat schapenwollen piekhaar op Miru’s hoofd gedrapeerd en haar voor het huis van Jan Wolkers laten poseren. Maar dan doe je het erom en dat is niet de bedoeling. Maar kun je authenticiteit wel volhouden wanneer je je er heel erg van bewust bent, dat je autentiek wordt gevonden?

Fietstocht door Nederland Dag 12
Kaasmarkt, Zaanse Schans, Wallen

De lage rondvaartboot door het historische centrum van Alkmaar was ons aangeraden, en Miru genoot van de 45 minuten durende rit. Het leukste was het bukken wanneer de boot onder de laagste brug door voer, die slechts 80 centimeter doorvaarhoogte hadden.
Ik hoef niet te bukken want Miru is super klein. Haha hahaaha.
Terwijl ik naar de uitleg van de gids luisterde in het Nederlands, steenkolen-Duits en -Engels over de panden die we voorbijvoeren gierde ze van de pret. Het huis met de kogel, het hof van de oude vrijsters, het huis met het VOC-logo: de context die toeristen die geen 5 meer zijn nodig hebben om van bakstenen te kunnen genieten.

De kaasmarktshow op het overvolle plein voor de waag vond ik saai, het bronzen en het echte kaasmeisje mooi, de straatmuzikanten leuk (een van hen was de groen geklede BertjeDoperwtje.nl die stond te raggen op zijn gitaar dat het een lieve lust was, terwijl Miru danspasjes maakte). We maakten kiekjes,we proefden stukjes kaas, we wachtten de regen af in een ijssalon, we waren gewoon toeristen. Onze fiets stond ondergronds gestald, gratis, dat is perfect geregeld daar in Alkmaar.

Die ochtend had onze vriendelijke gastheer Jaap (jaaplotstra.nl) tijdens een hartelijk afscheid professionele foto’s van ons gemaakt. Ik eet mijn hoed op wanneer u niet onmiddellijk herkent welke van de foto’s bij dit bericht er met zijn 200 mm F2.8 zijn gemaakt.

Zo wordt het teveel een opsomming, een verhaal dat ik obsessief compulsief moet optekenen, maar dat voor de lezer, ik heb het wel door, na enkele hoofdstukken saai wordt. Hoe kunnen wij ons daartegen wapenen, tegen die onverbiddellijke vervluchtiging van onze interesse? In mijn dagelijkse bestaan ben ik vaak weerloos tegen de erosie van zingevingsnarratieven, om een duur woord te gebruiken, maar tijdens deze reis kon ik dan tenminste nog besluiten om naar de Amsterdamse Wallen te fietsen.

Onderweg kwamen we langs snackbar Betty in Zaanstad, die eruit zag als een tweederangs frietkot en besloten er friet te gaan eten. We kregen een enorme bak van de vrouw met de geëpileerde wenkbrauwen, die Miru tevens voorzag van bellenblaas. De frieten waren verrukkelijk, de portie royaal. Ik wilde over Betty schrijven zonder precies te weten waarom. Vanuit een intuïtie die ik zelfs nu nog niet kan doorgronden. Dat houdt Betty te goed van me.

Toen we na een slordige 20 kilometer over mooie dijken en leuke bruggetjes op de Oudezijds Voorburgwal aankwamen, kwam Yoon-shik Boxman ons tegemoet lopen. We waren in de rosse buurt maar we gingen niet rossen.

We spraken lang over levensvragen en dingen waar mannen ook heus wel met elkaar over kunnen praten, maar mijn hoofd was duf van de vinho verde en Miru moest na haar tekenfilm naar bed. Ze mocht dromen van de dingen die ik nog niet vermeld heb hier,van de sterke zijwind op de dijk bij Alkmaar die ons bijna van de weg blies, van het bezoek aan de Zaanse Schans waar Miru bij een bruiloft naar binnen glipte om te ontdekken dat bruidsmeisjes geen prinsesjes zjn, waar busladingen oneerbiedige Chinezen tussen de groene huisjes krioelden, en van de kunstgalerij waar ze bij een vernissage heelvl veel aandacht en aardappelchips van het publiek oogstte
Wat een schatje!
Uitgeput sliep ik, na een lekker gesprek tusse heren en het schrijven van dit verslag, op een idioot laat tijdstip in. Dit is het. Dit is wie of wat ik worden zal, er is niks dat ik voor me uit schuif, geen grote beslissingen om aan een toekomst te beginnen. Aangekomen-zijn, daar probeerde ik van te dromen in wat er van de nacht resteerde.

Erk. This is it.

Fietstocht door Nederland Dag 13
Dans le coeur d’Amsterdam

Die dag fietsten we niet. Het rijwiel – op geleende spullen ben je zuinig – stond veilig in een hok op de Oudezijds Achterburgwal. Het ochtendgloren en de romantiek van veegwagens langs de gracht en Amsterdam s’éveille waren lang vervlogen toen we ontwaakten. Miru, die de de avond ervoor natuurlijk niet had geblowd, verveelde zich stierlijk dus papa voelde zich een beetje schuldig. Voor de goede orde: het heenkomen waar we de nacht doorbrachten is tien keer groter en ook veel frisser dan het onderdak hier in de buurt dat je per uur betaalt.

Miru genoot van de drukke straten toen we die middag met een IKEA-tas vol wasgoed naar de Warmoesstraat togen. “Die mevrouwen”, de raamwerkers die we onderweg passeerden, vond ze “alleen maar mooi” toen ik het ten behoeve van dit verslag de volgende ochtend vroeg. Er was een gezellige drukte rond de primitieve wassalon (met muntjes en zonder wifi, een tijdreis voor iemand die Zuid-Korea gewend is) en mijn kleuter genoot zichtbaar van de hustle and bustle hier in het kloppende hart van toeristisch Amsterdam. De trage start van de dag was vergeten.

Ik vond de sfeer op de Wallen prettig. Natuurlijk waren er hoerenlopers die met een stenen gezicht naar binnen glipten waar wij glimlachend en Miru wijzend “hé, bijna helemaal bloot” voorbij liepen, en in zichzelf gekeerde drugstoeristen, maar de algemene indruk, ik mag veralgemeniseren, was er een van jolijt en een kameraadschappelijkheid vis-à-vis het bevredigen van de lichamelijke geneugten.

Desalniettemin bekroop me bij de aanblik van ettelijke etalages met stimulerend speelgoed, waaronder leden met realistisch geboetseerde aderen, pluizige zowel als haarloze synthetische vooronders en “de fist”, een zekere tristesse. Wat hier werd aangeboden is niet mechanisch soelaas voor de geilheid die onze primatensoort het hele jaar door in haar greep heeft, maar de meest wanhopige communicatiemiddelen die er bestaan, de laatste toevlucht van mensen om een verbintenis met hun soortgenoten pogen te ervaren. In plaats van een lofzang op de zelfredzaamheid die deze ingenieuze toys beloven, hief ik in mijn binnenste een jeremiade aan. Oh god, hoe kan het zijn dat wij, die allen aanstonds tot stof zullen vergaan, die allen zijn gevangen in meurende lijven, dat wij zulke wanstaltige en lachwekkende pogingen moeten blijven doen om nader tot elkaar te komen. De geest van Reve, waar mijn Mokumse gastheer Yoon-shik Boxman nog over heeft geschreven, roerde zich in mijn ingewanden en dreigde met een kwalijke oprisping.

Genoeg. Er is veel nauwkeuriger over seks geschreven en dit is geen themanummer van een tijdschrift dat verkopen moet maar een authentiek fietstochtverslag. Ik vond het wel frappant dat de ramen van de Oude Kerk, in het licht van de priesterschandalen die de katholieke kerk teisteren, rood verlicht waren. Achter die ramen, beste toeristen, de grootste van het red light district, daar vinden de ranzigste peepshows plaats. Dat de Oude Kerk sinds 1578 Calvinistisch is, een kniesoor die daarop let. Ik laat me mijn grapje niet afpakken door die Geneefse azijnpisser.

Genoeg. Bij het bankje met de bronzen Majoor Bosshardt rustten we uit. Miru had Koreanen ontdekt dus ik moest ons verhaal in die voor mij nog altijd vreemde taal vertellen. Toen ze verder trokken danste Miru onder het toeziend oog van de Majoor op straat terwijl ik halfzacht en verlegen een soort van ritme aangaf. Passanten liepen door haar voorstelling heen maar dat hinderde niet. Het was buiten al donker en alles begon zich weer op te maken voor de nacht.

Wij dronken een bescheiden biertje bij café Emmelot, waar ik van heel dichtbij een afrekening in het horecacircuit meemaakte. Hoe heet die comedyjongen, Pieter Derks, je mag deze hebben. Miru werd er vertroeteld door oma Gina, zo geloof ik dat haar naam was, een vitale, niet uitgedijde donkere vrouw die maandag weer stroopwafels verkoopt op de Albert Kuyp. Het was haar verjaardag en ze trakteerde Miru op appelsap. Misschien moet ik me zorgen maken over de populariteit van mijn kroost, omdat ze zo karaktervormende ervaringen van subtiele afwijzing ontbeert? Ik weet het niet. In ieder geval verleent ze míjn karakter de contouren zonder welke ik een non-descript tobbend mannetje zou zijn met een kek brilletje en praatjes, veel te veel praatjes.

Een slapende Miru vormde die nacht het décor van een vrolijk gesprek tussen twee heren van 36 en 39, over Zuid-Afrika’s poëten Krog en Brink, Koreaanse eliteuniversiteiten die wereldwijd niet eens de top 100 halen maar waar Koreanen een karaktermoord voor doen om toegelaten te worden, en vooral veel muziek. We lieten de avond uitklinken, wanneer mij dat germanisme veroorloofd is, met whisky en zangers als de Grunningse Jacques Brel, Ede Staal en de national fanfare of kadebostany.

Ik stapte over mijn onzekerheid en frustratie een afbraakintellectueel te zijn heen, vergat mijn haat-liefdeverhouding met erkenning, die van ons schlemielen maakt, en aanvaardde dat wat ik ben reeds bewezen is.

Fietstocht door Nederland Dag 14
Naarden, Amsterdam

Na twee weken merkte ik dat ik de neiging kreeg om dingen te doen om erover te kunnen vertellen. Leven om een vertellenswaardig verhaal te genereren. Bij ontmoetingen bedenken of er niet een associatie is met een bekende naam, die ik dan met schijnbare achteloosheid in mijn verslag kan laten vallen. Of expres per ongeluk in de gracht springen voor het medeleven dat je daarmee oogst.

Ik wilde dit niet forceren dus is er geen Miru en de wassen beelden en geen Miru in het Rijks. Voor alles is een tijd, beweren zowel de wijste als de onbenulligste mens ooit, dus daar houden we ons aan. In de morgen produceerde ik het verslag van de vorige dag, gedreven door een gevoel van verantwoordelijkheid omdat er “hier” misschien wel lezers zijn die op een nieuwe dag weer een nieuw verslag verwachten. Ik heb onnoemelijk veel respect voor columnisten die dit jarenlang klaarspelen.

Het schrijven voelde goed. Het was, in bescheiden aanleg, wat ik wil doen voor mijn bijdrage aan het bruto nationaal geluk. Er waren weer ravissante veren in mijn derrière gestoken, en deze kleurenpracht deed mij twijfelen aan mijn zelftwijfel. Zit ik hier nu waarde te produceren, dacht ik. Zou het?
-Wat is waarde? Hoorde ik iemand streng vragen, om dit vervolgens zelf te beantwoorden en aan zijn antwoord toe te voegen dat dat nou filosofie is. Natuurlijk wist hij beter wat filosofie is dan ik, hij had het immers niet gestudeerd. Ik kan wel over die vraag nadenken maar zal louter stamelen wanneer hij met de gestiek, mimiek en hektiek van een drill-instructor wordt gesteld. Jongen ik weet het ook niet maar ik ben niet bang van jou.

Waarde lijkt de neerslag van macht. Een papiertje waar honderd op staat aan iemand geven en die doet dan wat je zegt, is een voorbeeld van een grof quantum macht van de groote-orde waarop onze bewuste ikken opereren. Subtielere deponeringen van waardedragers, en daar vallen geschreven en gelezen zinnen ook onder, zijn ook neerslag van macht, maar zo miniscuul dat ze door het fijnmazige net van de waarneming glippen en niet op bewuste ikken werken maar op deelgebiedjes van jullie onderbewuste. Waarde is het vermogen, elkaar te beïnvloeden.

Die middag bezochten we een leuk Hollands gezin in Naarden, waar ik zowaar geholpen werd met mijn ideeën voor een filosofische creatieve consultingdienst, waar ik een lauwwarm enthousiasme voor heb omdat het veel leuker is dan het geestdodende vertaalwerk voor handleidingen waar ik me helaas een tikkeltje voor schaam. Caspar, naamgenoot van mijn broer Caspar Verwer, wist van wanten. Hij zaagde mij schoon door midden met een eenvoudige vraag over de blockchain waar ik naar mijn inschatting door zuurstofgebrek geen antwoord op kon geven. Hij hielp me te formuleren dat het me bij die hele exercitie om diversiteit gaat en dat ik meer moet brengen dan “ideeën”, want die kun je niet factureren. Het kommersjele stond me tegen maar ik begreep het wel. De bedrijfswereld is keihard en je moet de illusie verkopen dat je meer biedt dan een illusie.

Dit zou voor een schrijver geen probleem moeten zijn, dacht ik later, tijdens het schrijven van dit stukje.

Ik sprak in de auto (mag ik verraden dat het een hele coole SAAB is?) Van Yoon-shik Boxman over het basisinkomen, met meer enthousiasme dan precisie maar het was gezellig. Met een spoedig weerzien in het verschiet namen we afscheid. We waren die avond uitgenodigd bij Abys Kovacs-Wieg maar hadden ons twee uur in de tijd vergist en waren bovendien een half uur later dan de twee uur die we al te laat waren. Toen onze gastvrouw met rustige mimiek en gestiek duidelijk maakte dat er niets was dat vergeven moest worden werd ik vrolijk en dankbaar dat zulke mensen nog bestaan.

Ze had heerlijk Hongaars voor ons gekookt. Ik zat op een plaats waar ik mijn zitvlees niet waardig genoeg vond, een grote eer want hij behoorde aan een van de mooiste dichters die ons land rijp is (is, tegenwoordige tijd) en naast me zat Miru haar bord af te likken zoals de poes Piri met wie ze vriendschap had gesloten. Om de communicatie tussen haar en de mooie Bobtail (?) te veraangenamen transformeerde ze zichzelf in een kat met de gouden toverstaf die ze van onze vrienden had gekregen. De metamorfose hield lang aan en ik kon mijn lach niet inhouden toen mijn dochter een half uur later tevoorschijn kwam en uit haar mond het blauwe speelgoedmuisje van Piri bungelde.

Improvisatie. Dat vind ik fijn. We dronken wijn en spraken kort. Ik schreef dit verslag liggend op een matras in Amsterdam-Zuid, ontroerd van zoveel gastvrijheid en zo benieuwd naar de reputatie die ik ben.

We passeerden die dag trouwens ook een demonstratie met Israëlische vlaggen en druk pratende meneren en mevrouwen die het bestaan van alles behalve Israël ontkenden.
Er zijn geen bezettingen. Die mensen komen daar vandaan (sic). Salaam Aleikum! Riep een opgeschoten Arabische gozer en jhwh wat hielden we van Amsterdam.

Fietstocht door Nederland Dag 15
Bollenstreek, Noordwijk

Toen we langs de lange Slotervaart Amsterdam uitreden neuriede ik La vie en rose. De stad duurde nog aan maar aan de lucht rook ik dat we het buitengebied naderden.
Die ochtend hadden we gezellig ontbeten bij Abys Kovacs-Wieg, haar gastvrijheid zal ik nooit vergeten. Haar huis was een dichtershuis waarin ik geïnspireerd werd door de poëtische zielen van Rogi Wieg en Menno Wigman. Mocht ik geïnspireerd worden, was die vitale scheppingskracht een eerbetoon of – heiligschennis? Terwijl ik daarover, liggend op de matras waarop Miru helaas een klein ongelukje had gehad, probeerde een vers te schrijven, speelde mijn dochter weer voor kat.

“Alles was er” las ik op de muur. Rogi was een bijzonder talent en ik vond het onrechtvaardig dat hij niet met een kerngezond lijf was gezegend. Op het net vond ik deze regels voor zijn fictieve dochter, die ik ter harte ga nemen wanneer taal onze emotie verdringt:
Er is altijd een thema en dat ben jij, deugniet,
simpel gezegd, niet cryptisch, niet met vergelijkingen,
of mystiek, niet met dichterlijke ingrepen, niet met
woorden die met elkaar spelen […]

We kwamen bij een molen, molenvansloten.nl, de enige werkende molen in Amsterdam, die het water wegpompt als dat nodig is. Twee meter onder NAP. Er is een kuiperijmuseum in gevestigd dat wij vanwege tijdnood niet bezochten (om dezelfde reden moesten we ontmoeting met Willem Tieske Derks afzeggen maar dat wil ik inhalen). We namen genoegen met een foto van de bronzen Rembrandt en Saskia voordat we verder fietsten langs Schiphol en Miru van alles riep tegen de overvliegende Boeings.

Nem szavód, zei ze ineens (ik heb geen idee hoe je Hongaars schrijft). Niet doen, betekent dat. Ze had het onthouden omdat ze het tegen de poes Piri had mogen zeggen toen die haar nagels in de zitbank zette.

Toen ik zag dat onze route door Hoofddorp voerde besloot ik om Esther van den Bergh te verrassen. We verbleven een opgewekt half uurtje bij onze goede vriendin die me veel kon vertellen over het vervolg van onze tocht naar Noordwijk omdat ze die met haar Canta gereden had. We zouden langs de drie Calatravabruggen komen, een megalomaan controversieel project van de gemeente Haarlemmermeer dat ik wel mooi vond. Harp, citer en luit heetten ze en ze leken op drie jonkies van de Erasmusbrug. We zouden door de Bollenstreek fietsen, langs de pittoreske Leidsche Vaart en andere oerhollandse taferelen.

En zo geschiedde. Een aardige communicatiewetenschapper (v) op een mountainbike reed een stukje met ons mee tot aan Nieuw-Vennep. Onder de bewolkte hemel was het landschap licht mistroostig. We fietsen door Lisse, rakelings langs de Keukenhof en zagen zowaar nog een veldje met bloeiende bloemen. De herfst nadert, dit gebied zal aanstonds vaal zijn en stil. Ik dacht aan een regel van Menno (dat lieg ik, ik heb hem voor de gelegenheid opgezocht):

De zon was mij niet opgevallen als hij niet
steeds onderging, Geen lucht, geen flonkering, geen hoop.

Het was de eenhoorn achter het raam die mij even later verzekerde dat we bij het goede huis waren. Mijn vriend en geloof me, een van Nederlands innovatiefste en lekkerste (ik durf dat adjectief aan) dichters Martinus Benders woonde in een leuk huisje naast een bollenschuur, samen met zijn lieve vriendin. We spraken over eenhoorns, het Fonds der Letteren, Heimkehr na een bestaan als expat en onze dochtertjes, die op dezelfde dag jarig zijn. We lazen elkaar geen poëzie voor (ik zou me opgelaten hebben gevoeld als een naakte vlieger); veel poëtischer was het, te spelen met Miru die de popjes steeds hoger liet vliegen. Eerst naar het plafond, toen naar Mars en tenslotte naar Pluto, waar het donker was.

Het leek even een themareis poëzie te worden, dus voor de gelegenheid citeer ik Benders met een regel die volgens mij zijn woonplaats in Noordwijkerhout adequaat beschrijft:
Waar witte wolven dommelen onder een narcotisch maantje.
bloemen mondkapjes dragen in alle kleurvergis.

Die avond sliepen we bij onze vriend Jan van Waas in Noordwijk, die we via Couchsurfing in Seoul hadden leren kennen. Miru ging gewoon door met spelen en ik vroeg me af of haar grenzeloze energie en van de norm afwijkende spontaniteit me zorgen zou moeten baren.

Niet teveel nadenken, gewoon dóen, is een advies dat ik weleens krijg. Ik geef dan te bedenken dat er weinig verschil is tussen doen en praten terwijl er krampachtig wordt volgehouden aan een concept van de daad die zich aan het woord onttrekt. Poëzie is een daad, wordt er dan geproclameerd, maar ik zeg dat de grootste daden, zoals het stichten van een stad of het verklaren van een oorlog, een ridderslag of gerechtsoordeel, of het zingen van het clublied van Feijenoord, woorden zijn.
De stichtelijke laatste zin laat ik aan de lezer over.

Geef een reactie