Naar huis

Woensdag vliegen we terug naar Seoul. Nederland was een leuk en exotisch intermezzo, leerzaam voor Miru en leuk voor mij omdat ik de taal van m’n jeugd kon praten en begrepen worden. Ik vermoed trouwens dat ik een slecht spreker ben en betrap me regelmatig op halve zinnen, warrige begrippen, gehakkel en gehaspel. Dat is op zich geen probleem maar mensen die ‘iets willen doen’ met taal, de naakste vaardigheid waarmee we ‘iets kunnen doen’ baart het zorgen.

In Korea ben ik vrij van deze zorgen. Daar zal ik mijn minimalistische leven voortzetten, schrijven dat het een lieve lust is, lekker vegetarisch eten, in de publieke baden weken en mijn sociale leven op de waakvlam zetten, met uitzondering van mijn vaste en wisselende contacten op internet.

Voor de 40e verjaardag zou ik eigenlijk stiekem iets met een isbn-nummer willen produceren, maar mijn met zichzelf koketterende minderwaardigheidscomplex gebiedt me te zeggen dat dit te hoog gegrepen is. Het is een kwestie van, ja van wat eigenlijk? Dat idee, dat iedereen de potentie heeft om iets drukwaardigs te schrijven? Eigenlijk moeten we dat omarmen! En mot ik niet zo zeuren.

Es tut mir leid. De laatste dagen in Holland, in en rond Amsterdam, voelen raar. Ik ga terug maar waarnaartoe? Mijn lieve vrouw, dat is fijn. Maar ook een Aziatisch land dat vreemd zal blijven, waar ik de taal niet goed ken (en ik kan haar niet zo goed leren). Ik zal moeten schrijven. Schrijven voor een ver publiek, op mijn eigen niveau. Er is helemaal niks mis met middelmatigheid, alleen dat bijtende zelfbewustzijn dat je ervan ontwikkelt, dat is vervelend. En ga me nu niet vertellen dat zo’n bewustzijn de eerste stap voorbij de middelmaat is, want dat is onzin.

Het middernachtelijk uur nadert. Ik ga op één oor. Naast me droomt mijn dochter en haar dromen zijn privé. Ik wens een voor het geluk van het grootste aantal optimale distributie van maatschappelijke erkenning en natuurlijke hulpbronnen, en voorts afschaffing van de bio-industrie. Welterusten.

Geef een reactie