Cursus gedichten verbeteren #9

Het is vandaag tijd voor archeologie en erotiek. Voor deze aflevering heb ik het oudste verbeterbare gedicht op mijn SSD-schijf opgezocht. Het spreekt vanzelf dat het vers zijn digitale bestaan elders begon, waarschijnlijk op een flabberende floppydisk. Wat maakt een gedicht eigenlijk verbeterbaar? In vorige afleveringen hebben we soms hele gedichten weg moeten kieperen en was het dit proces dat ons inspireerde voor een betere versie ervan, dat objectief beschouwed een geheel nieuw gedicht was. Of je je door een lijk van een poëem kunt laten inspireren hangt af van onze persoon. Wanneer je het lijk in kwestie recent zelf hebt geschreven lijkt het me eenvoudiger. Om te bepalen of gedichten van lang geleden (of van ‘anderen’) verbeterbaar zijn hebben we criteria nodig:

  1. Voelt u iets anders dan saaiheid of afkeer nadat je het gedicht hebt doorgelezen?
  2. Bevat het gedicht regels die u verbijsteren, tergen, alarmeren, onthutsen?
  3. Wilt u het gedicht nog een keer lezen?

Op grond van deze criteria vond ik dit gedicht uit het jaar 2000 of daaromtrent. Het is geen goed gedicht, maar het is verbeterbaar. Er wordt iets in gezegd dat beter gezegd kan worden.

Ontrouw
wil jij soms dat aan jouw denken verschijnt
dat wat nimmer stoppen kan
welke ster er ook verdwijnt?
wil jij soms het naakt
liefhebben
dat waarheid heet
omdat je die liefde zo eindeloos weet?
wil jij soms
tussen onze liefde door
je zweet delen met hem
de minnaar van de tijd?

Het gros van de gedichten die ik in die tijd schreef bezitten vanuit huidig perspectief geen enkele waarde (maar wat perspectieven aanbelangt is het verstandig om een zeker relativisme aan de dag te leggen: misschien kunnen die verzen ooit weer bekoren; misschien was uw puberpoëzie beter dan hetgeen u nu te berde brengt. De ultieme bescheidenheid strekt zich uit tot het eigen oordeel.) Dat doet niets af aan de bovenstaande criteria.

Het liefdesgedicht van vandaag opent met een raar beeld van ‘aan het denken verschijnen’ in een ritme dat niet lekker loopt. ‘Nimmer stoppen’ is niet mooi en met astronomische metaforen wil ik altijd zuinig zijn.

o muze,
maak van mijn pik geen metafoor

 

Dat is directer en erotischer. Veel beter! ontbeer met my de eeuwigheid. Ok. Wil je dat zeggen? Wil je dat zó zeggen? Moet het zo gezegd worden? Overweeg dit goed!

laat waarheid slechts een uitspraak zijn. En dan? Ontsnappen aan de taal? Nu krijgen we te maken met de zucht naar herhaling, hoe voel je dat zelf? Zeg het: Herhaal:

o minnares,
vrij met bevrij me in het eerste licht 

Is hier sprake van een omkering? Minnares slaat op het vlees. Be(v)rij(d) is misschien te flauw? Neukend de dag beginnen, maar dat eerste licht is ook geestelijk licht. Het onderdrukken van de pik-als-metafoor kaatst een dijk van een metafoor terug. We illustreren hier hoe we gebonden zijn in de taal (maar we laten bondage achterwege).

van mijn oorsprong,

Er wordt een metafysica opgesteld waarin waarheid de minnaar is van de tijd. Wat een flauwekul! De waarheid lijken me hier de regelmatigheden van de natuurwetten. De regelmatigheid is de minnaar van de tijd. De regelmatigheid (orde, anti-entropie) moet de tijd verleiden om voort te duren. De metafoor ‘verstrijken’ van de tijd vervangen we door iets erotischer. Het gedicht wordt dan een kosmische overpeinzing die we ons als postcoïtaal gesprek mogen voorstellen. Weet je wat? Ik gooi er eventueel een oude regel tegenaan die ik ooit als jonge student schreef: vrouw van na de lakens / de tijd is ook in mij / en een geest die het bekijkt. Dat slaat op de noodzaak van metaforen (in de historische linguïstiek spreekt met van de metaphorical threshold): we beelden ons elkaars geest slechts in.

Is dat echt iets dat je tegen jouw minnaar (minnares, lgbtq+) wilt zeggen? Mijn zegen heb je. Wat is de reden van de ‘y’? Het is een truc om het exotischer te doen klinken. Wanneer we het uitspreken als ‘ie’ klinkt dat fraai. Komt het titelloze resultaatgedicht:

o muze,
maak van myn pik geen metafoor

ontbeer met my de eeuwigheid

herhaal: laat waarheid een uitspraak zijn

o minnares,
vrij met my in het eerste licht

van myn oorsprong, jouw verbeelding

Het uitgangspunt was van een elfjarige. Het resultaat zit rond de zestien. Commentaar is van harte welkom!

  • Leest u ook eens gedichten door die u decennia geleden schreef en nooit hebt verbrand. De verwondering dat we die woorden ooit konden opschrijven is een waardevol instrument voor het ontwikkelen van onze poëtische taal.

Geef een reactie